Is dat goed Nederlands?
Ouderen onder ons zullen zich het boekje herinneren dat Charivarius onder deze titel het licht deed zien in 1940.
Het is interessant om na te gaan wat hij hiermee bereikt heeft, in het bijzonder wat de germanismen betreft. Helaas krijgt men dan de indruk dat zij zich een vaste plaats in het Nederlands veroverd hebben.
Bij voorbeeld:
‘omkleden’ (in de betekenis van verkleden)
‘middels’ i.p.v. door middel van
‘eerstens’ i.p.v. ten eerste.
Achteraf kan men dus zeggen dat het vechten tegen de bierkaai was. Wellicht moeten wij ons hierover niet te druk maken. Ik meen wel eens te hebben vernomen dat men in de vorige eeuw uitdrukkingen gebruikte die wij nu als germanismen zouden brandmerken en die inmiddels weer in onbruik zijn geraakt.
Bedenkelijker acht ik het wanneer door een dergelijke invloed taalverarming of verwarring ontstaat. Zo maakte Charivarius een onderscheid tussen
‘regelmatig’ (volgens een vast patroon) en ‘geregeld’ (vaak, maar zonder vaste regel).
Tegenwoordig gebruikt vrijwel niemand meer het tweede woord, ook niet als het aangewezen zou zijn, wat dus tot taalverarming heeft geleid.
Verwarring ontstaat bij voorbeeld als men, volgens de heersende mode, het woord ‘afbouwen’ in de Duitse betekenis gaat gebruiken, die lijnrecht tegenover de Nederlandse staat.
Een andere merkwaardige Duitse invloed is te zien in de schrijfwijze ‘Quartz’ voor kwarts, blijkbaar als gevolg van het grote aanbod van kwartsklokken van Duits fabrikaat en van de onkunde bij onze handelaars.
Voorts wil ik nog twee nieuwbaksels volgens Duits recept noemen, die erg in de smaak van onze politici zijn gevallen: uitproberen en inschatten. Zeggen deze meer dan proberen, resp. schatten? Ik betwijfel het.
Ook Anglo-Amerikaanse invloeden kunnen aanleiding geven tot zonderlinge stijlbloempjes. In NRC-Handelsblad van 24 nov. '79 schreef Matthijs van Heyningen in het ‘Hollands dagboek’:
‘Waar blijft Dan Ireland..., die de Nederlandse films... in Amerika gemaakt heeft’.
(En wij maar denken dat de Nederlandse films in Nederland zijn gemaakt!) Neen, Matthijs, dat kun je niet ‘maken’.
Het klakkeloos overnemen van vreemde woorden kan soms nut hebben. In de elektronica maakt men b.v. gebruik van gedrukte schakelingen, die met het Engelse woord ‘prints’ worden aangeduid. Nu betekent print vrijwel hetzelfde als ons prent, maar men kan het standpunt verdedigen dat hiermee in onze taal een bruikbaar nieuw woord is ontstaan. Waarom echter een draagbare radio (of t.v., of wat dan ook) ‘portable’ moet heten ontgaat mij, of het zou moeten zijn omdat ‘draagbaar’ onaangenaam klinkt wegens de associatie met gewonden of lijken.
In ieder geval kan men vaststellen dat ons volk weinig vindingrijkheid aan de dag legt om woorden voor nieuwe begrippen te bedenken. Het ontstaan van het woord ‘fiets’ mag dus wel een klein wonder heten.
Wellicht zou men soms kunnen teruggrijpen op woorden die verwante, doch in onbruik geraakte dingen aanduidden. (Een suggestie die, naar ik meen, lang geleden al eens in O.T. is gedaan.)
Zou het b.v. niet aardig zijn om een ‘lighter’ of ‘aansteker’ (wel goed Nederlands, maar met meer betekenissen) voortaan ‘vuurslag’ te noemen? In de zeilvaart zijn ongetwijfeld tal van deze ‘vrije’ woorden te vinden; onze voorouders moesten wel woorden verzinnen.
Ook zou men woorden aan dialekten kunnen ontlenen. Zo betekent het woord ‘kuieren’ in het Twents babbelen, kletsen, met het gevolg dat men de telefoon voor de grap wel ‘kuierdroad’ noemt. Hierop voortbordurend zou men een walkie-talkie met ‘kuier-kuier’ kunnen aanduiden.
Nog even op Charivarius terugkomend citeer ik:
‘Vandaag betekent op deze dag, deze datum. Het wordt in de laatste tijd vaak in navolging van het Frans, aujourd'hui, gebruikt voor: in deze periode, heden, tegenwoordig. Dit is niet goed Hollands. De modeterm VANDAAGDENDAG betekent in 't geheel niets!’
Het is opmerkelijk dat dit onkruid reeds toen in onze taal ontlook doch pas in de laatste jaren tot grote bloei is gekomen!
Verwarring of taalverarming is niet altijd aan vreemde invloeden te wijten. Zonder dat de oorsprong duidelijk is, werd het opeens mode om ‘ooit’ in plaats van ‘eens’ te gaan gebruiken, ook een vorm van taalverarming want vroeger bestond er geen twijfel aan: eens in geval van zekerheid; ooit in geval van twijfel (eventueel ‘ooit eens’).
Wellicht zal iemand met bewijzen kunnen aantonen dat in een nog ouder verleden het woord ‘ooit’ in een betekenis werd gebruikt die met de thans veel gehanteerde overeenkwam, maar dat is geen reden om een bruikbare en nuttige distinctie, die in de loop der jaren was ontstaan, weer over boord te gooien.
J.U. de Bruijn
gepens. elektrotechnisch ingenieur
Hengelo