Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Onze Taal. Jaargang 49

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre
sec - taalkunde

Subgenre
tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Onze Taal. Jaargang 49

(1980)– [tijdschrift] Onze Taal

Vorige Volgende
[p. 91]

Het Rijmschap

Gesmiespel

 
‘'t Publiek is stil, maar op het schellink-
 
je zit schorem
 
dat kennelijk tevreden is nu ik mijn voor-
 
dracht staak:
 
de vlerken kletsen driftig, o ik kan het
 
duid'lijk horen
 
hun achterklap zwelt langzaam aan als
 
ik mijn buiging maak.’

A. Vormaat (ingezonden door R.J. Kat)

 

Op de stafvergadering van Het Rijmschap (Bar De Fles in de Nes) herhaalde Heinz zijn vragen naar de herkomst van halfrijm. ‘Hoort A. Vormaat het verschil tussen de m van schorem en de n van horen?’ Hoewel in de gesproken taal de beide neusmedeklinkers niet altijd duidelijk te onderscheiden zijn, gaat de Nederlander aan dat verschil zeker niet voorbij. ‘Met een tweepoot of met een driepoot?’ hoor ik vaak als mijn vriend Nick zich voorstelt.

‘Vindt A.V. het verschil wellicht irrelevant?’ Het is aannemelijk dat de dichter van Gesmiespel het kleine verschil inderdaad niet ter zake vond doen. ‘De beklemtoonde lettergrepen rijmen immers’, zal hij geredeneerd hebben. Geen sterk argument, want dat is ook het geval bij:

 
De blik van een zeeleeuw
 
Vervult mij van weemoed

Een indringend vers, maar niet overrompelend van schoonheid.

‘Vindt A.V. het verschil wenselijk?’ Nee. Vormaat maakt een consciëntieuze, zo niet overconsciëntieuze indruk. Hij hoeft in de regels 1 en 3 niet eens te rijmen, maar hij doet het toch. Waarom doet hij het dan niet goed!

In de eerste aflevering van deze rubriek gaf ik een overzicht van de functies en eigenschappen van het rijm. J.C. van Schagen maakte mij opmerkzaam op een omissie. Hij schrijft dat het rijm aan de dichter ‘enorme diensten pleegt te verlenen als invitatie (...) tot terreinen, welker bestaan hem zónder de rijmdwang vaak helemaal niet gedaagd zou zijn. Het rijm inspireert tot beeldvondsten, die zonder zijn gebod onontdekt zouden zijn gebleven.’ Dankbaar onderschrijf ik die woorden. Ze zijn een heftig pleidooi tegen gemakzucht.

‘Heinz, schorem/horen is dat assonantie of acconsonantie?’

 

Ivo de Wijs

Schorem/horen is assonantie, zoals de aandachtige lezer van Het Rijmschap (Canto 2) al weet. Acconsonantie, een ander gekreukel, komt hier in de toekomst nog over de hekel.

Overigens heb ik iets tegen die termen, al zijn ze doelmatig en ook wel eens nodig. Mijn ergernis berust op de eufemistische werking van vreemde woorden. Een mooie, wat exotische naam, wordt al gauw gezien als rechtvaardiging. Gewichtig heet het, bij een citaat van pak weg Achterberg: ‘Kijk, dat is nu assonantie’, zoals men elders zou toelichten: ‘Kijk, dat is nu een rappèlstoot’. Sommige mensen spreken ook over hun kwaal alsof ze die zelf ontworpen hebben.

De vorige keer stelde ik enige tamelijk rhetorische vragen. Ivo's antwoorden zijn niet precies de mijne. Ik ben overtuigd namelijk, dat het publiek van Pierre Kartner (om maar eens loodrecht af te dalen) geen rijmfout hoort in En daarop kwamen/De Moedertranen. Ja, als je deze of gene liefhebber met zijn neus in de tekst wrijft, dat begint er iets te dagen: tweepoot, driepoot, er is verschil. Een kniesoor die erop let (hiermee is vraag 2 beantwoord), maar er is een klein, zuiver formeel en buiten alle schoonbeleving staand onderscheid. Je zou hun naam eens verkeerd moeten spellen: Mick in plaats van Nick bijvoorbeeld. Maar dat heeft met rijm c.q. poëzie niets te maken. En nu de derde vraag, die hier mooi op aansluit: vindt men (de maker, de toehoorder, de lezer) deze wanklank wenselijk? Antwoord: ja, als het maar goed dichterlijk is. Er gaat dan namelijk een diepe bekoring van uit. Niet naar mij, evenmin naar u wil ik hopen, maar naar hen die een dierlijke argwaan koesteren tegen vakbekwaamheid. Niet de vorm, maar de vent. Warts and all. Een gaaf produkt is niet oprecht in hun bolle ogen. Ondeugdelijk rijm - evenals kromme zinsbouw enzovoort, we hebben nog diverse gruweldaden van lyrische venten achter de hand! - heeft het patina van een reeds lang verloren, maar nog steeds weerspiegeld Arcadië. De volksziel zelf aan het woord. Zangeres Zonder Naam. Lomp aardewerk. De onbevangenheid van dit alles. Prachtige oude balladen, laten we het daar eens over hebben. Ja vooruit, laten we daar eens eerbiedig bij stilstaan. Die werden niet in uitgekozen letters op stemmig papier gedrukt, maar door Plunko de minstreel gekrijst tegen het soort feestjes in, dat roofridders plachten te bouwen. Wie hoorde daar nu waar hij het over had, wie wist of diep op lief rijmde - en wie kon het wat schelen?

 

H.H. Polzer

Punt in discussie

Afkortingen kun je beschouwen als een uitwas van het taalgebruik. Er doen zich echter gelegenheden voor waarin je het gebruik van een afkorting moeilijk of niet kunt vermijden. En dan kom je af en toe voor het dilemma te staan of je wel of niet een punt moet plaatsen. Ook de deskundigen (ik bedoel hier mensen die boeken over taal schrijven) zijn het daar blijkbaar niet over eens.

Zo stelt dr. H.A.J.M. Lamers in zijn boek ‘Hoe schrijf ik een wetenschappelijke tekst’ (ik citeer): ‘Maar bij dr voor doctor breken we niets af, we laten midden uit het woord wat weg. In dit geval zetten we geen punt. We spreken hier van een suspensie. Zo ook bij ds voor dominus, drs voor doctorandus, mr voor meester, mw voor mevrouw, hr voor heer, ir voor ingenieur’.

Andere boeken die ik raadpleegde, geven echter aan dat achter mr., dr., enz., wèl een punt behoort te staan. Bovendien, wat moet ik met suspensies als ca, pct, nr, jrg, dl, ct?

Ik maak er geen punt van; beter gezegd: ik zet wèl een punt, zowel achter dr. als nu achter dit artikeltje. Maar wie zet de puntjes eens op de i?

 

J.P.H.F. van der Zanden

technisch auteur

Eindhoven

De uitspraak van murw

In R.H.B. de Coninck, Groot uitspraakwoordenboek van de Nederlandse taal (tweede druk) treft men bij dit woord alleen de uitspraak m√rw aan; bij het zo uitspreken van het niet zo vaak gebruikte woord in de klas werd mij de vraag gesteld of ik misschien murf bedoelde! Tot mijn verwondering bleek niet alleen in deze klas, maar ook in enige andere bij ongeveer driekwart van de studenten de uitspraak murf te zijn, een uitspraak die mij even plat in de oren klinkt als een zaddoek voor het bloeien. De door mij nog ter sprake gebrachte murwe appel kon de studenten niet vermurwen.

Bij de zestig plaatsen in zake het woord murw in het Woordenboek der Nederlansche Taal treft men een zestal keren de spelling murf aan, wel een bewijs dat deze uitspraak er dus ook in de vorige eeuwen geweest is. Dat deze uitspraak in onze tijd ook voorkomt bij iemand van wie de uit-

[p. 92]

spraak van het Nederlands uiterst correct te noemen is, bleek mij bij het luisteren naar het politieke overzicht van mr. G.B.J. Hiltermann: binnen korte tijd hoorde ik tweemaal de uitspraak murf. In het bovengenoemde uitspraakwoordenboek van De Coninck zal bij een herdruk deze uitspraak wel vermeld dienen te worden. Als tweede of als eerste uitspraak? Toen ik dr. Riemer Reinsma vroeg, welke uitspraak hij zou vermelden, als slechts één uitspraak bij dit woord mogelijk was, schreef hij mij dat dit murf zou zijn!

 

C. Kostelijk

leraar Nederlands

Heiloo

De Nederlandse Taal

De laatste jaren hebben vele gezegden en uitdrukkingen onze mooie Nederlandse taal ‘verrijkt’. Het zijn mode-uitdrukkingen. Waar komen zulke nieuwe taalelementen vandaan? (Zie ook het artikel ‘In dank afnemen’ van de heer C.A. Zaalberg in het april-nummer.) Men behoeft de krant maar even in te zien of men maakt er al direct kennis mee. De lezers zullen onmiddellijk begrijpen wat ermee wordt bedoeld. Hieronder volgt een aantal van dergelijke uitdrukkingen. Wie kent nog andere?

 

Er flink tegen aan gaan.
Alles op een rijtje zetten.
Mooi, wat heet mooi?
Nou, vergeet het maar!
Ontslag in zicht, 200 man op de wip.
In het schip komen te zitten.
Ergens het groene licht voor geven.
Een heet hangijzer.
Het niet meer zien zitten.
Er flink aan trekken.
Dat kun je toch niet maken!
De fout ingaan.
Dat zat er dik in.
Iemand op de korrel nemen.
Iemand iets door de neus boren.
Van het zuiverste water.
't Hoofd koel houden.
De boot missen.
Gas terugnemen.
Voor het blok gezet worden.
Dan maar de beuk erin.
Het is geen haalbare kaart.
Door de bank genomen.
Aan de bak komen (werk krijgen).

 

W.H. Taffijn

gepens. corrector

Utrecht