Economisch koeterwaals
Taalwetenschap ligt zeer duidelijk ver buiten het gezichtsveld van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. In ieder geval de Nederlandse taal. Die Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid is namelijk kort geleden in de openbaarheid gekomen met een rapport ‘Plaats en toekomst van de Nederlandse industrie’ geschreven in een werkelijk onvoorstelbaar slecht Nederlands. Het omvangrijke rapport (315 bladzijden) wemelt niet alleen van vaktermen en -woorden die deel uitmaken van het vakjargon van economen, maar staat ook, wat nog veel erger is, vol met vreemde aanstellerigheden.
Het is werkelijk bar en boos. Het gevolg is een rapport, dat uit een oogpunt van communicatie ernstig te kort schiet. Zodanig, dat het onbegrijpelijk is dat geen van de leden van die raad op de gedachte is gekomen dat een vertaling van dit rapport uit het economisch koeterwaals in het Nederlands dringend gewenst was en is. Het gevolg is dat dit rapport wat het taalgebruik betreft veel weg heeft van een parodie op wetenschappelijke rapporten en zodoende echt lachwekkend is geworden.
Wilt u even meelachen? Hier volgen een paar zinnen uit dit rapport:
‘Daarin ligt de kern van een anticiperend structuurbeleid dat er primair op gericht zal dienen te zijn om de met de beoogde functionele plaats sporende comparatieve voordelen (activa) voor Nederland expliciet aan te geven en - indien nodig - te creëren.’ (blz. 35)
‘Over het feit of deze prijselasticiteit op middellange termijn gezien (in absolute zin) groter is dan 1 bestaat geen verschil van inzicht, wel over het feit hoeveel deze parameter de 1 te boven gaat.’ (blz. 78)
‘De logische weg staat open van: 1) selectie van indicatoren; 2) kwantificering van de indicatoren door koppeling aan de produktiestructuur: karakteristieken van bedrijfstakken; 3) opsporen van streefwaarden en normen in het interventiekader; 4) weging ten opzichte van de economische doelstellingen (optimalisering).’ (blz. 133)
‘Dit betekent dat de genoemde componenten pakket- en geografische samenstelling relatief veel aandacht zullen krijgen en dat ook bij de component “concurrentievermogen” die sectorstructurele implicaties aan de orde zullen komen.’ (blz. 191)
‘In het laatste geval zal toegang tot elders ontwikkelde “innovatie” veelal aan (exclusieve) licentie respectievelijk “know how” verwerving gekoppeld zijn en treedt de ondernemer in de arena van internationale competitie, bij voorbeeld in de Europese Gemeenschap.’ (blz. 210)
‘De heffingen worden aangewend, in afnemende veroorzakingsrelatie, voor directe uitvoerings- en beheersmaatregelen alsmede indirecte uitvoerings- en beheersmaatregelen.’ (blz. 240)
‘De structuur van een economie behelst een bestendige aanpassing aan internationale concurrentieverhoudingen in de mate als - gegeven de onveranderlijke grootheden - nodig is om zo goed mogelijk te voldoen aan doelstellingen van economische en niet-economische aard.’ (blz. 267)
‘Door het aanbrengen van een scheiding wordt men gedwongen de beoordelingselementen te systematiseren en te expliciteren.’ (blz. 273)
Denk niet dat deze voorbeelden moeizaam bij elkaar zijn gezocht. Letterlijk op elke bladzijde van het rapport vindt men een aantal van dit soort zinnen. Bewijzen van onvermogen om met gebruikmaking van de Nederlandse taal onder woorden te brengen wat men bedoelt.
Als uitsmijter nog deze zin:
‘Het voeren van een specifiek en gericht structuurbeleid is een ingreep die niet zonder precedent is in onze industriële ontwikkeling, maar die met waarborgen omkleed dient te worden wil het geen effecten hebben die contrair zijn aan wat beoogd wordt.’ (blz. 291)
Dames en heren van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, stel je niet zo aan en spreek en schrijf je moers taal. Dus zo ongeveer: ‘Wat wij aanbevelen is niks nieuws, hoor. Maar je moet wel oppassen dat je niet het tegenovergestelde veroorzaakt van wat je wil bereiken.’
J.J. van Raalte
journalist
Rotterdam