Van Woord tot Woord
Volksetymologie 7: slot
Als ik de doelgroep van dit blad goed inschat - om me maar eens te bedienen van het vakjargon van de zachte sector - dan denk ik dat er velen onder u zijn, die het erg onaangenaam vinden wanneer de ei/ij niet wordt gespeld zoals het ‘hoort’. Of ze nu rijzig zijn of gedrongen, zij zullen beginnen te ijzen, zij zullen het ijselijk vinden om te lezen dat iemand wil uitwijden over de wijdse uitzichten, vooral als hij dan nog zegt dat er geen pijl op is te trekken.
Zij zullen zich er wellicht niet van bewust zijn, dat zijzelf, als zij ijzen of rijzig schrijven, etymologisch gezien even fout zitten als de scribent van uitwijden, wijds en pijl die zij op een onjuiste spelling meenden te kunnen betrappen. Alles is betrekkelijk. Ook het IJ.
Volksetymologie! Voor de zevende maal. Mocht u de stukjes de vorige keren niet gelezen hebben, dan hoeft u nu niet meteen af te haken (N.B. afhaken in deze betekenis staat niet in Van Dale!). Ik zal het voorgaande beknopt samenvatten en wilt u er meer over weten, dan verwijs ik u naar de nummers 6, 9, 11 en 12 van jaargang 48 (1979) en 1 en 4 van jaargang 49 (1980).
Volksetymologie is de een beetje misleidende benaming voor een reeks verschijnselen op het gebied van taalverandering. Het gaat bij volksetymologie niet om ‘volkse’ woordverklaring of -geschiedenis, maar om een bepaald type woordvervorming of -betekeniswijziging, waaraan klank- en/of begripsassociaties ten grondslag liggen. Afhankelijk van het soort associaties kan men drie categorieën onderscheiden:
- categorie 1: verandering van de woordvorm door associaties met klankverwante woorden. Begripselementen spelen geen rol.
Voorbeelden: jakhals, oorlam, scheurbuik, hondsdraf, rosbief.
- categorie 2: verandering van de woordvorm door klank- en begripsassociaties. Soms gaat deze verandering gepaard met een betekeniswijziging.
Voorbeelden: hangmat, toneel, biefstuk, zondvloed, geeuwhonger.
- categorie 3: verandering van de woordbetekenis door klank- en begripsassociaties. De woordvorm verandert niet wat klank, maar in sommige gevallen (= cat. 3b) wel wat spelling betreft.
Voorbeelden: lintworm, wildbraad, rendier (alle uit cat. 3a, dus zonder spellingverandering).
Met de behandeling van categorie 3 was ik nog niet helemaal klaargekomen. En ik heb u beloofd de zaak netjes af te ronden. Vandaar nu opnieuw categorie 3.
Bij deze categorie verliest het woord zijn oorspronkelijke betekenis doordat het op een ander woord lijkt en daar ten onrechte mee in verband wordt gebracht. Ophemelen heeft zo'n verandering, zo'n herinterpretatie ondergaan. De meesten van u kennen dit woord waarschijnlijk alleen in de betekenis ‘hemelhoog opheffen’ of ‘uitbundig prijzen’. Sommigen kennen misschien ook nog de betekenis ‘opknappen, verbeteren, versieren’. Deze heeft zich rechtstreeks ontwikkeld uit het Middelnederlandse ophemelen ‘wegbergen’, dat naast hemelen ‘wegbergen, netjes leggen, schoonmaken’ stond. Het is verwant met het Friese himmelje ‘schoonmaken’. Pas vrij laat heeft ophemelen in het Nederlands zijn huidige betekenis gekregen onder invloed van hemel, waar het in feite niets mee te maken had.
Een ander voorbeeld is potig, dat een afleiding is van het Noordhollandse poot ‘hoofd, voorhoofd’ en dan ook oorspronkelijk ‘hoofdig, koppig’ betekende. Men ging het woord echter associëren met een ander(e) poot: ‘een man met poten aan zijn lijf’ en zo is het aan zijn tegenwoordige betekenis gekomen.
Van categorie 3a, waartoe behalve lintworm, wildbraad en rendier ook ophemelen en potig behoren, zou ik u nog veel meer voorbeelden kunnen noemen. Maar ik wil nu liever overgaan naar categorie 3b. Het enige verschil met 3a is dat hier de spelling wel verandert: de ‘korte’ ei wordt een ‘lange’ ij. En zo ben ik weer terug bij de aanhef van dit stukje.
De ij en de ei hebben een verschillende oorsprong. De ij is ontstaan uit een lange i en de ei niet. Maar doordat ze qua klank in het Standaardnederlands zijn samengevallen kon/kan er verwarring ontstaan. In het Middelnederlands bestond het werkwoord eisen dat ‘gruwen’ betekende en afgeleid was van een zelfstandig naamwoord met de betekenis ‘vrees’. Ook het bijvoeglijk naamwoord eiselijk ‘verschrikkelijk’ was daarvan afgeleid. Door de samenval van de ei en de ij in de spreektaal ging men deze vormen met ijs associëren en ontstond er behalve een zekere betekenisaanpassing een spellingverandering: ijzen en ijselijk.
Iets dergelijks is gebeurd met rijzig. Het laat-Middelnederlandse reisich was evenals reisigher een Duits leenwoord. Reisich betekende ‘bereden, voor de krijgstocht uitgerust’ en reisigher ‘ruiter’. Beide ondergingen in het Nederlands een volksetymologische betekenisverandering: reiziger onder invloed van reizen (cat. 3a) en reizig/rijzig onder invloed van rijzen (cat. 3b).
Het woord weids is hard op weg dezelfde kant op te gaan als ijzen en rijzig. Wie weet nog dat dit woord vroeger ‘tot de jacht behorende’ betekende? Het is afgeleid van hetzelfde wei(de) dat nog bestaat in de samenstelling weitas. De betekenis ‘als een jager’ ontwikkelde zich tot ‘flink, voornaam’. Op het ogenblik betekent weids nog steeds ‘luisterrijk’, maar het wordt meestal in verband gebracht met iets ruimtelijks: men voelt een verwantschap met wijd. De betekenisverandering onder invloed van wijd heeft al plaatsgevonden. De bijbehorende spellingwijziging zal niet uitblijven. Spellingen als uitweiden, peil (in de uitdrukking ‘peil trekken op’) en steil (in ‘de helling is steil’) geef ik trouwens ook geen lang leven meer. Te zeer zijn de oorspronkelijke betekenissen verbleekt en te groot is de concurrentie van gelijkklinkende en soms ook in betekenis verwante woorden met de spelling ij. Volksetymologie is hier volop aan de gang.
De serie is ten einde, mijn verhaal is uit, het kader is gegeven. Ook in de toekomst zal ik ongetwijfeld wel eens een geval van volksetymologie bespreken, maar dan incidenteel. Er is nog zoveel meer binnen het weidse gebied van de etymologie om over uit te weiden!
Marlies Philippa