Spijsbal herkauwbrok of koeiepruim (II)
Of ik wil of niet, ik moet aan het herkauwen, want er zijn op mijn in het juninummer uitgebraakte noodkreet (‘Spijsbal, herkauwbrok of koeiepruim?’) maar liefst 5 lezers ijlings te hulp geschoten. Dr. Jan van den Berg in Breteuil-sur-Iton bestrijdt mijn bestrijding van het werkwoord herkauwen als zodanig. ‘Het gras’, zegt hij, ‘dat een koe eet, wordt niet zomaar ingeslikt, maar eerst even, zij het niet grondig, tussen de kaken tot een prop vermorzeld.’ Twee keer dus wordt er gekauwd en de tweede keer mogen we best van herkauwen spreken.
Maar hoe heet nu het herkauwsel? Ik bekloeg mezelf als vertaler, omdat de woordenboeken voor het Engelse cud alleen maar artificiële benamingen geven. En ik vroeg of de Nederlandse dialecten me dan niet konden helpen.
O. Vandeputte uit Kortrijk-Marke adviseerde me het ‘Westvlaamsch Idioticon’ van De Bo op te slaan. Daar zou ik ‘onder de trefwoorden “Kuw...” tot “Kuwtje” wel een passend woord’ vinden. Uit een heel andere hoek van ons taalgebied kreeg ik te horen dat ‘men in Lutjebroek kots meent te moeten gebruiken.’ A.F. Roobeek, die me dat liet weten, vindt het zeker zelf niet mooi, maar ongelijk hebben de veehouders in Lutjebroek niet: het blijft een soort ‘braken’ wat de koeien doen. Alleen is de gevoelswaarde van het woord in de standaardtaal niet zo gunstig meer. Mevrouw B. Koning van Popta uit Doorwerth stelt voor om kauwsel te gebruiken (naar analogie van ‘vertelsel’) of, als ik dat nog te lang zou vinden: risp (van ‘oprispen’). Die mevrouw heeft taalgevoel, want wat gebeurt?
Eerder genoemde dr. Jan van den Berg vertelt mij dat de Zuidafrikaanse boeren de spijsbal herkoutjie of kortweg koutjie noemen, maar sterker nog is het bericht dat ik uit Zuid-Limburg krijg. Mevrouw W. Minis-van de Geyn te Maastricht deelt mij mede dat in Gulpen en omstreken de koeiepruim met het woord rups (van ‘oprispen’) wordt aangeduid. Een artificieel voorstel van de Veluwezoom blijkt in het Mergelland eeuwenoude werkelijkheid te zijn en inhoudelijk is er tussen het Lutjebroekse kots en het Gulpense rups niet zoveel verschil. Verspert bij het ene woord echter de gevoelswaarde de weg naar de standaardtaal, bij het andere zit de gelijkluidendheid met de naam van de vlinderlarve me dwars. Ik dacht al bij de afleidingen van kauwen, waaronder ook het Westvlaamse kuw en