Variëteit en Variété
Van Wolferen heeft een mooie verklaring voor uit de klauw(en) lopen/gieren. En er zijn aanwijzingen, dat uit de hand lopen een door onbegrijpende landrotten gevormd eufemisme is. Die woorden ‘onbegrijpende landrotten’ kan hij gebruiken omdat hij behoort tot een volk van zeelieden en schippers.
Toevallig behoor ik ook tot zo'n volk, en niettemin geloof ik niets van zijn verklaring. Het kan best zijn, dat in de scheepvaart een term als ‘het schip loopt/giert uit de klauw’ in letterlijke zin wordt gebruikt, maar een metafoor was hij tot dusverre niet geworden. Het WNT noemt noch bij klauw, noch bij ankerklauw, noch bij gieren een zegswijze ‘uit de klauw(en) lopen’; wel beschouwt het klauw als een ruw woord voor hand. Dat kan Van Wolferen natuurlijk een verouderd standpunt vinden, ofschoon Van Dale klauw ook nog een ruwe benaming voor hand acht, als het woord niet slaat op hebzuchtige, roofzuchtige handen, dus een ongunstige betekenis heeft. Het Nederlands-Engelse woordenboek van Ten Bruggencate, bewerkt door Zandvoort en Gerritsen, vermeldt onder het artikel ‘hand’: ‘de beweging loopt hem uit de hand - is getting out of his control’. Maar de hoofdzaak: wat is er voor abnormaals aan uit de hand lopen? Het vormt juist het volstrekte tegendeel van in de hand houden; het is een duidelijke beeldspraak, ook voor zeelieden en schippers, en er zit niets plechtigs in. ‘Uit de klauw(en) lopen’ blijf ik dan ook zien als een ruw surrogaat. De opmerking van Van Wolferen over de plechtstatigheid van Hermans en Godschalk (hoe komen die twee zo bij elkaar!) snijdt natuurlijk geen hout: ze is alleen begrijpelijk en hoogst bevredigend voor degenen die doen alsof ze geen middenweg meer kennen tussen plechtig en grof en die het grove voor normaal willen laten doorgaan. Tot die mensen lijkt mijn opponent mij niet te behoren.
Een bijkomstigheid is, dat het gieren in de verklaring van Van Wolferen niet zo erg veel indruk op me maakt. Het past wel bij de trek van een stroom, maar het is ook een modewoord. Op spannende ogenblikken - b.v. bij sportgebeurtenissen - ‘gieren de zenuwen in de keer’.
Ja, ik heb geschreven: ‘ik heb (bijna) altijd gelijk’. Dat vindt Van Wolferen blijkens zijn eerste alinea wel wat arrogant. Het lijkt wel of men in dit land geen grapje kan maken of er is wel iemand die het ernstig opvat. Misschien kan Van Wolferen eens aan Hermans vragen, door wie de woorden ‘ik heb altijd gelijk’ een bijzondere bekendheid hebben gekregen.
In het aprilnummer gaf ik mevr. J.F ten Broek gelijk in het meningsverschil met haar baas over de zin ‘van het betreffende boek mist deel 24’. Zij vond dat ‘mist’ moest zijn ‘ontbreekt’, en daarmee was ik het eens, zij het dat ik heb gewezen op de wat verraderlijke overeenkomst met ‘deel 24 is kwijt’. Mr. H.G. Stibbe in Amsterdam geeft haar ook gelijk, maar meent dat het woord betreffende in de zin in kwestie een germanisme is. Nu moet ik hèm weer gelijk geven; juist is: ‘van het desbetreffende boek’. ‘Des’ verwijst naar de zaak of omstandigheid in verband waarmee het boek genoemd wordt. Daarom is, strikt genomen, de constructie ‘het betreffende boek’, waarin eigenlijk nergens naar wordt verwezen, onlogisch. Zoals bij alle barbarismen van oudere datum is de vraag wel, hoe lang wij erkennen dat die constructie onlogisch is.
In dit geval wordt het verwijzende voorvoegsel ‘des’ weggelaten; minder juist. Opmerkelijk is, dat het vaak ten onrechte wordt ingevoegd in andere samenstellingen: die met deskundige. In een context als ‘we werken aan verbetering van ons personeelsbeleid; daarvoor hebben we een deskundige nodig’ is er niets aan de hand. Maar als men de deskundige deel laat uitmaken van het woord, waarvan het eerste deel het door de expert beheerste gebied aangeeft, grijpt men mis. Een ‘taaldeskundige’ wordt dan ook liever taalkundige genoemd.
De Postcheque- en Girodienst heeft een vacature voor een latinist. Van een STER-filmpje, dat reclame maakt voor het ‘thuisbankieren’, bevat het slot de woorden ‘Ergo conclusio demonstrandum’. Maar conclusio is vrouwelijk en ‘demonstranda’ was dus wat beter geweest.
U behoort wel zo bevlogen te zijn dat u ergens het voortouw in neemt. Ja toch? Zeker weten!
M.C. Godschalk