Van Woord tot Woord
Te gast in een loofhut: logeren onder een luifel
Het vakantieseizoen is nog steeds niet voorbij. Vandaar dat ik het de vorige maand gestarte onderwerp een vervolg geef. Over gast zelf en het ermee verwante hotel kan niemand u meer iets wijsmaken. Maar misschien bent u niet zo'n hotelganger en neemt u genoegen met een herberg of zelfs met een logement. Of u bent dit jaar gewoon thuisgebleven om een paar superculturele weken te beleven bij het Holland Festival in een loge in de schouwburg of bij het Festival of Fools in een loods in Amsterdam-Noord.
Loge en loods: het zijn woorden die wel wat op elkaar lijken, maar waarvan je toch niet zo gauw zou denken dat ze iets met elkaar te maken hebben. Toch hebben ze dat wel. Ze zijn in feite één woord in verschillende gedaanten, evenals het Italiaanse loggia en het Engelse lodge.
Het Franse loge betekent ‘hut’ of ‘hok’. Een hondehok is dus een ‘loge d'un chien’. Maar het woord kan ook gebruikt worden voor een portiershokje, een bepaalde afgeschotte ruimte in de schouwburg of een verenigingsgebouw van vrijmetselaars. In vroeger tijd, in de 11e en 12e eeuw betekende loge een primitief onderdak voor soldaten, een tent, een uitbouwsel. Het Middelnederlands paste het woord aan zijn eigen klanksysteem aan en zo ontstond loodse, dat zich heeft ontwikkeld tot ons loods. Later is het nog eens uit het Frans in onze taal overgenomen en deze keer behield het zijn ‘vreemde’ vorm. Het Italiaanse loggia is eveneens aan het Frans ontleend, maar heeft een heel andere betekenisontwikkeling gekregen. Het betekent een overdekte galerij of veranda.
In Noorditaliaanse dialekten treft men vormen van het woord aan die veel ouder zijn, b.v. lobia in Como en lobbia in Bergamo. Deze komen rechtstreeks van het Middellatijnse lobia, waarvan ook het Engelse lobby, dat (wandel)gang betekent is afgeleid. Het Middellatijnse woord is zelf een leenwoord: het is van Germaanse oorsprong en is afkomstig van een Oudhoogduits woord, dat zich in het Duits heeft ontwikkeld tot laube (=prieel, pergola, galerij).
Laube is verwant met het Duitse woord Laub, dat overeenkomt met het Nederlandse loof, lof of lover, het Engelse leaf en het Skandinavische löv. Oorspronkelijk moet zo'n Laube, zo'n lobia een loofhut geweest zijn, een schutdak of afdak, dat uit bebladerde takken bestond en tot beschutting van de troepen kon dienen. Het Nederlandse woord hiervoor is luif, dat nog in sommige dialekten bestaat, maar dat in de Standaardtaal luifel is geworden.
Van het Franse woord loge in de militaire betekenis is het werkwoord loger afgeleid. Oorspronkelijk betekende dat het geven van onderdak aan soldaten in tenten of barakken. De betekenis ‘geven van onderdak’ kon zich gemakkelijk ontwikkelen tot het ‘krijgen van onderdak’. En in die betekenis heeft het Nederlands het weer overgenomen als logeren, logies en logement. Aanvankelijk was logeren dus het onderdak verschaffen in tenten, terwijl herbergen inkwartieren betekende, inlegeren bij de bevolking. Beide hadden met het leger te maken. Herbergen komt van heer-bergen, het bergen van, het ‘geven van logies’ aan een heer (heir), een leger.
Die oorspronkelijke betekenissen zijn helemaal door elkaar heen gaan lopen. Nu kun je inderdaad best logeren in een herberg of in een auberge. En dat is misschien nog wel leuker dan in een logement.
Marlies Philippa