Onze Taal. Jaargang 49
(1980)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermdU(w) aller Onze TaalMoet die ‘w’ er nu wel of niet staan? Ik wens u sterkte bij het eventueel voortzetten van de discussie. Wat vooraf ging. In Onze Taal van september 1979 streepte de heer GodschalkGa naar eind* een fout aan in de bijbelvertaling-1951 van het Nederlands Bijbelgenootschap, ‘in uw aller tegenwoordigheid’ in plaats van ‘in u aller tegenwoordigheid’. In het januari-nummer van dit jaar hebt u kunnen lezen dat het Nederlands Bijbelgenootschap de ‘w’ in de volgende drukken zal schrappen. Hierbij zou het gebleven zijn als niet de heer Overdulve in het mei-nummer een pleidooi had gehouden om die ‘w’ maar weer in te voeren. Alleen ‘uw aller’ was volgens hem goed Nederlands. Reacties bleven niet uit. Bij de redactie kwamen brieven binnen van: E. Cohen uit Venlo, P. Dijkhuizen uit Overveen, C.H. Meijer uit Doorwerth, F. Vanhooff uit Sint-Pieters-Woluwe en D. de Vries uit Wageningen. Alle briefschrijvers komen op basis van taalkundige argumenten tot het oordeel dat het moet zijn ‘u aller liefde’. Ook J.G.A. Thijs van de taalrubriek in het dagblad Trouw mengde zich in de discussie (10 november 1979 en 26 april 1980); hij geeft argumenten voor ‘uw aller liefde’. Wie heeft er gelijk? Waarom spreekt u(w) | |
[pagina 71]
| |
aller redacteur niet het verlossende woord?... Hij wil wel, maar hij kan niet. Hij raakte in verlegenheid toen hij oude jaargangen doorbladerde. De trouwe lezers worden verwezen naar de jaargangen 39 (1970:25 en 35) en 26 (1957:7) en de zeer trouwe lezers naar de jaargangen 21 (1952:12) en 17 (1948:8). De argumenten die hier worden genoemd vormen het materiaal voor de volgende uiteenzetting. Wat is het probleem? Zodra iemand schrijft: ‘uw aller medewerking’, ‘uw beider belang’, loopt hij de kans te horen te krijgen: Die ‘w’ moet weg. Waarom? Wel dat ‘uw’ is hier geen bezittelijk voornaamwoord maar de tweede naamval van het persoonlijk voornaamwoord: ‘de medewerking van u allen’, ‘het belang van u beiden’. U kunt ook zelf nagaan dat hier geen sprake kan zijn van een bezittelijk voornaamwoord, want er past geen ander bezittelijk voornaamwoord op dezelfde plaats: ‘onze aller medewerking’ en ‘onze beider belang’, dat gaat niet. Hier zou u toch ook zeggen ‘ons aller’ en ‘ons beider’. Welnu ‘ons’ is een vorm van het persoonlijk voornaamwoord wij. Ja, maar leg dat dan eens uit, die tweede naamval zie ik niet in ‘u aller medewerking’. Nou kijk, vroeger kwamen die vormen wel voor. Toen schreef men ook ‘mijner’, ‘uwer’ en ‘hunner’. Dat zie je nu nog in plechtig taalgebruik: ‘velen uwer’ en ‘erbarm u onzer’. In de Statenbijbel staat bijvoorbeeld ‘in uwer aller tegenwoordigheyt’. Maar zo langzamerhand verdwenen die naamvalsvormen: ‘mijner’ werd ‘van mij’, ‘uwer’ werd ‘van u’ enz. Het teken van de tweede naamval bleef echter staan achter ‘aller’ en ‘beider’. Vergelijk ook de ‘s’ van de tweede naamval in ‘mijn vaders jas’. De woorden ‘u allen’ en ‘u beiden’ moeten als eenheid worden gezien. Op grond van deze redenering geven bijvoorbeeld het WNT en Van Dale ‘u aller’ en ‘u beider’. Bent u overtuigd? Ik nog niet. De redenering lijkt sluitend. Maar er is een argument te verzinnen waardoor verwarring gezaaid kan worden. En nu bedoel ik niet de opvatting dat uw een samentrekking zou zijn uit uwer, zoals door Thijs in Trouw is aangehaald. Kijkt u eens naar uitdrukkingen met hun: ‘hun aller medewerking’. Of zegt u ‘hen aller medewerking’? Dit zou moeten volgens de redenering hierboven: ‘uwer aller medewerking’ wordt ‘de medewerking van u allen’, dus u aller; ‘hunner aller medewerking’ wordt ‘de medewerking van hen allen’, dus ‘hen aller medewerking’. Maar niemand zegt of schrijft dit. Helaas!. In ‘hun aller medewerking’ is kennelijk sprake van een bezittelijk voornaamwoord en niet van een persoonlijk voornaamwoord. Dus ‘uw aller’ en ‘uw beider’ is toch goed? Als antwoord geef ik een lang citaat uit een bijdrage van J.J.M. Bakker in Onze Taal 1970, pagina 35: ‘De status van u als persoonlijk voornaamwoord is meer interpretatie dan onbetwijfelbaar feit. In de grammatica van het Middelnederlands vormt de oorsprong van de gewraakte formule reeds een duistere plek. Reeds in het vroege Middelnederlands is er iets mis gegaan en zijn twee soorten grammaticaregels op hetzelfde woordvormpje toegepast; reeds toen werden bezitsgenitief en de status van bezittelijk voornaamwoord verward. De gedecideerde uitspraak over hoe het eigenlijk zit, getuigt dus juist van gebrek aan inzicht in de ware toestand: vanouds verwarring’. Een treffend voorbeeld van deze verwarring is te vinden in het Handwoordenboek van Koenen-Drewes (1977). De heer Vanhooff maakte me hierop opmerkzaam. Onder ‘al’ staat hier ‘u aller vriend’, maar onder ‘beide’ staat het voorbeeld ‘uw beider belang’! Begrijpt u nu waarom een taalkundige zo in moeilijkheden komt, wanneer er een uitspraak gevraagd wordt over ‘u’ of ‘uw’. Om aan de discussie een einde te maken heb ik elders eens geschreven: het moet zijn ‘u aller’. Dit op grond van de (arbitraire) keuze die in de meeste woordenboeken en grammatica's wordt gedaan. Ik zal er in het vervolg bijzeggen: ‘uw’ is ook te verdedigen. Maar, schrijver van ‘uw’, in ons beider belang onttrek ik mij aan een discussie over goed of fout.
u(w) aller redacteur |
|