Zelf
De woordenboeken noemen zelf een aanwijzend voornaamwoord en in de beknopte formulering van Koenen-Drewes wordt het ‘alleen gebruikt als versterking in verbinding met een znw of vnw.’ We begrijpen waaraan de lexikograaf denkt: zijn voorbeelden zijn o.a. ‘vader zelf heeft het verteld’ en ‘om uws zelfs wil’. (Dit woordenboek beschouwt u zelf dus als twee woorden, een trefwoord uzelf komt er niet in voor, wel ikzelf, dat in de Grote Van Dale evenals uzelf ontbreekt.) Met enige geestelijke lenigheid kunnen we de gepostuleerde ‘versterking in verbinding met een znw. of vnw.’ ook terugvinden in ‘Hoewel zelf nogal enthoeziast, moest hij uit naam van zijn fraktiegenoten enig voorbehoud maken.’ Maar we stranden reddeloos als we de omschrijving uit Koenen willen toepassen op deze zin uit een hoofdartikel van NRC/Handelsblad: ‘Door de zaak op de spits te drijven (door te weigeren, zekere gekraakte panden te ontruimen) brengen de zelf aangewezen volkstribunen de hele zaak terug tot een ordinaire kwestie van openbare orde.’ Men vergelijke voor het kontrast: ‘De zelf door het volk gekozen prezident stelde eigenmachtig zijn zoon aan als zijn opvolger.’ De prezident zélf was gekozen, zijn zoon daarentegen niet. Maar de volkstribunen waren aangewezen dóór zichzelf, de artikelschrijver bedoelde niet te zeggen dat zijzelf en geen anderen aangewezen waren, al is dat ogenschijnlijk juist wat er staat.
Drie zinnen uit het Leidsch Dagblad, van 15, 20 en 24 oktober 1979:
‘De haard bestaat uit drie delen, en kan eenvoudig zelf in elkaar gezet worden.’
‘Kleine plastic bakjes, voor een prikje zelf op de kop getikt in een winkel in de Haagse binnenstad.’ (Het gaat over een regeringsbureau met een ondernemende chef, die wel eens buiten het Rijksinkoopbureau om benodigdheden aanschaft.)
‘Olieverfschilderijen zijn eenvoudig en zonder schade zelf schoon te maken.’
De haard zelf? De plastic bakjes zelf? De olieverfschilderijen zelf? Welnee, de koper, de eigenaar zelf. De zelfdoener, de doehetzelver. Door hem zelf wordt er in elkaar gezet, op de kop getikt en schoongemaakt.
En is dit allemaal goed Nederlands?
Zo niet, dan moeten we leren anders te spreken en te schrijven. Zo ja, dan moet er aan het artikel Zelf, niet alleen in de 28ste druk van Koenen, maar ook in de elfde van Van Dale, wel iets toegevoegd worden.1
Opmerkelijk is, dat de beide woordenboeken deze bijzondere funktie van zelf wél plegen te erkennen in samenstellingen. Niet graag, tenminste zelfbedacht en zelfgemaakt komen er niet in voor. Van Dale honoreert zelfgekozen en zelfverzonnen, het eerste staat ook in Koenen, evenals zelfbewoning, dat heel anders in mekaar zit dan zelfverdediging of zelfopoffering. Dergelijke adjektieven als zelfgekozen (of -verkozen), substantieven als zelfbewoning, veronderstellen de mogelijkheid van zelf op de kop getikt en zelf in mekaar gezet. Zullen de woordenboeken die redenering aanvaarden?
Veel vlotter zijn ze met het voorvoegsel eigen-. Zie Koenen en Van Dale, b.v. op de woorden eigengebakken en volgende; het WNT kent eigengemaakt, eigengeschreven en eigenverzonnen. Maar in Deel XXVII, Zaad-Zielement, zullen de jongste lezers van Onze Taal eenmaal niet alleen zelfgemaakt, zelfgeschreven en zelfverzonnen, voorts zelfverdiend en zulke woorden als zelfdorser, zelfrijder en zelfslachter ontdekken, maar ook het zelf inmaken van groenten, zelf telen van hennep en zelf bouwen van een ruimtevaartuig. Want in het WNT komt álle schriftelijke taalgebruik te staan, behalve ‘wantaal’.
Aan Overdiep is het verschijnsel niet ontgaan. Hij citeert in zijn nog steeds onmisbare Stilistische Grammatica een zin over een groen pak (blijkbaar een soort uniform), ‘waarop het vereenigingsteeken zelf moet worden aangebracht’ en licht deze passieve zin toe: ‘= door de leden zelf, de leden moeten zelf...’.
C.A. Zaalberg, Oud-hoogleraar Nederlands Leiden