den, werkzaam in diverse maatschappelijke posities bij overheid en bedrijfsleven, heb ik getracht een beeld op te bouwen omtrent het thema waarvoor ik thans uw aandacht vraag. Het verkregen beeld zou ik via veertien punten van waarneming en overdenking voor u willen zichtbaar maken.
1. De toenemende behoefte aan communicatie is even kenmerkend voor de huidige maatschappij als het afnemend vermogen tot communiceren.
• Het gaat hier om problematiek van algemene, fundamentele aard.
• Niet alleen een kwestie van ‘langs elkaar heen práten’, maar ook van langs elkaar heen léven.
• Er ontbreekt een gemeenschappelijke basis van verstandhouding (o.a. tot uitdrukking komend in het aanvaarden van één taal als algemene voertaal).
• Problemen doen zich voor in de verhouding mens-medemens; om met de Joodse filosoof Martin Buber te spreken: niet alleen in de sfeer van het ‘Ich-Es’, maar ook in die van het ‘Ich-Du’. (Het ‘Ich-Du’ brengt de menselijke verbondenheid met de ander tot uitdrukking, het ‘Ich-Es’ de zakelijke objectivering van de ander en van de wereld waarin deze leeft.)
2. In het onderwijs dient al vroegtijdig rekening te worden gehouden met taaleisen uit de praktijk van de werkwereld.
• Buiten het bedrijfsleven bestaat vaak grote onkunde omtrent werksituatie en werksfeer in bedrijven.
• In de werkorganisatie is taal het belangrijkste gereedschap (werken = samenwerken).
• Aan taalvaardigheid in het communicatieproces wordt in het onderwijs over het algemeen nog onvoldoende aandacht besteed.
• Kennisnemen van taaleisen uit de praktijk van de werkwereld - en daarmee rekening houden in het onderwijs -, mag niet worden gezien als een onbescheiden verlangen.
• Fundamentele eis uit deze praktijk is: inzicht hebben in de bouw van de taal.
• Introductie van het ‘T-model’ (T van Taal). In dit denk-model symboliseert de verticale poot van de T het penetreren in de structuur van de taal (grammaticale aspect). Het horizontale ‘platform’ van de T symboleert het gebruik van de taal in de diverse maatschappelijke situaties waarin de taal toepassing vindt (communicatieve aspect). Van belang is niet alleen de afzonderlijke aandacht die het onderwijs aan deze twee aspecten van de taal besteedt, maar vooral ook de wijze waarop in de opeenvolgende fasen van het onderwijs de beide aspecten met elkaar in verband worden gebracht.
3. De eisen die men van werkgeverszijde mag stellen aan het onderwijs in mondeling en schriftelijk gebruik van de Nederlandse taal, worden steeds minder gehonoreerd. Vooral de grote organisaties ervaren op dit gebied een toenemende kloof tussen praktijkeisen en feitelijke taalbeheersing.
• Dit is misschien wel de belangrijkste stelling van mijn kant.
• Moeilijk om tot harde bewijsvoering te komen. Daarin heeft de heer Bolle groot gelijk.
• Heb kunnen steunen op een meer dan 10-jarige ervaring die men bij Philips heeft met het selecteren van (aspirant-)secretaresses. Zie grafiek ‘Philips ingangstest Nederlands 1979’. Speciaal van belang hierbij: de naar links wijzende pijlen. Deze geven een continue teruggang weer van prestaties op het gebied van spelling en vooral van grammatica, sedert invoering van de ‘Mammoetwet’.
• De basis van taalonderwijs waarop in de praktijk van de werkorganisatie moet worden voortgebouwd, dreigt steeds zwakker te worden.
• Als lichtpunt moet worden vermeld dat een aantal praktijkgeoriënteerde scholen, zoals bijvoorbeeld de mij goed bekende Bosbouw- en Cultuurtechnische School te Velp, er in toenemende mate naar streven de gesignaleerde kloof (die ook door hen wordt onderkend) zo goed mogelijk te overbruggen.
4. In de verhouding werkgever-werknemer wordt over het algemeen onvoldoende aandacht besteed aan het formuleren van taaleisen en aan het signaleren en opheffen van tekortkomingen in het gebruik van de taal. Valse schaamte, aan weerszijden, vormt hier een belangrijke hindernis.
• Als de werkgever eist dat:
- ‘correct’ Nederlands wordt gesproken en geschreven (correct is hier bewust tussen aanhalingstekens geplaatst),
- goed - en bondig - gerapporteerd wordt,
- duidelijk en begrijpelijk wordt gesproken, in uiteenlopende samenwerkingsverbanden,
- de basis aanwezig is voor - eventuele bekwaming in vreemde talen,
dan dient deze ook zèlf bij te dragen aan bevordering van de gewenste kwaliteiten. Ten dele gebeurt dit ook wel, en zelfs in toenemende mate. Toch bestaat nog betrekkelijk veel weerstand tegen het duidelijk maken van taaleisen in het kader van de werkverhoudingen en vooral tegen het corrigeren van volwassen medewerkers op hun taalgebruik.
• Op dit punt is nu een bescheiden doorbraak waarneembaar bij de overheid (zie initiatieven Binnenlandse Zaken).
5. Binnen de werkgemeenschap blijkt het doorleiden van de juiste informatie naar de juiste man niet minder moeilijk dan het brengen van de juiste man op de juiste plaats.
• Het gaat hier niet alleen om het op juiste wijze ‘kanaliseren’ van informatie, maar vooral ook om het bewerkstelligen dat informatie wordt doorgeleid die voor de ontvanger(s) duidelijk en zinvol is.
6. De toenemende medezeggenschap in het kader van de arbeidsverhoudingen bevordert het actieve taalgebruik. De ontwikkelingsweg die zich hierbij aftekent, loopt van ‘meer’ via ‘meer doelgericht’ naar ‘beter’ taalgebruik.
• Er bestaat een wisselwerking in de verhouding actief taalgebruik-medezeggenschap.
Verruiming van het actieve taalgebruik bevordert medezeggenschap. Anderzijds bevordert medezeggenschap het actieve taalgebruik.
• Een teveel aan informatie bedreigt vaak de kwaliteit van het taalgebruik. Het euvel van een grote (soms te grote) toevoer van woorden en begrippen, is mede ontstaan door de snelle vlucht van de maatschappijwetenschappen en daarmee de komst van de sociologen, psychologen, politicologen, agogen en nog andere -ogen.
Terzijde: Mij werd laatst de vraag voorgelegd: ‘Weet u wat het verschil is tussen een socioloog en een trolley-bus?’
Antwoord: ‘Als een trolley-bus de draad kwijtraakt stopt hij...’
7. Wil de (sociale) verslaglegging binnen de onderneming werkelijk bijdragen aan bevordering van de interne communicatie - hetgeen de bedoeling is - dan moet ze voldoen aan hoge eisen ten aanzien van duidelijkheid, herkenbaarheid en relevantie.
• De sociale verslaglegging, bedoeld als verantwoording van het binnen de onderneming gevoerde sociale beleid, heeft nog altijd meer betekenis uit een oogpunt van communicatiebevordering dan als basis voor beleidsverantwoording.
• Er is waarschijnlijk geen vorm van verslaglegging aan te wijzen die nog duidelijker dan deze aan het licht brengt hoe moeilijk het is om te beantwoorden aan de huidige informatie- en taaleisen uit de praktijk van de werkorganisatie.
8. Binnen de werkgemeenschap speelt de taal niet alleen een rol als middel om iets gedaan te krijgen, maar evenzeer als middel om de culturele waarden van de betrokken gemeenschap en van de enkeling tot uitdrukking te brengen. Men is zich hiervan vaak onvoldoende bewust.
• Ook binnen de werkgemeenschap worden culturele waarden uitgedragen. Houding, gedrag en taal van de functionarissen geven daarvan blijk, zij het ook lang niet