Ook zij hebben schoolgegaan, en meestal niet zo kort.
Met deze opmerking komen we onmiddellijk bij de vraag: wat is goed en wat is slecht Nederlands? Als onze democratie gediend is met een hoog niveau van taalbeheersing, dan toch zeker met beheersing van góéd Nederlands, zal iedereen geneigd zijn te roepen. En daarmee hebben we de poppen aan het dansen. Want wat is goed Nederlands? Als er één onderwerp is, waarbij te merken valt, dat we als mensen zeer emotioneel bij onze taal zijn betrokken, dan is dat bij de discussie over wat goed en fout is in het Nederlands. In het begin van mijn betoog gaf ik al aan, hoe gauw velen geneigd zijn zoveel fouten te zien en te horen, dat ze van taalverval gaan spreken. 't Is een thema dat in kringen van uw Genootschap Onze Taal zal leven. Onze Taal is immers gegroeid vanuit de behoefte een dam op te werpen tegen verderfelijke invloeden van buiten op onze taal. Het Nederlands zuiver houden, dat was de doelstelling. En bij dat purisme is de vraag naar wat nu goed of al goed of nog fout is uiteraard ononderbroken actueel.
Gelukkig is de doelstelling van Onze Taal in de loop der jaren verbreed tot ‘verspreiding van kennis van het Nederlands en bevordering van een goed en doelmatig taalgebruik’ (Onze Taal, april 1977, blz. 37). Maar overeind blijft de kernvraag: wat is goed en doelmatig taalgebruik?
Enigszins opmerkelijk is in die omschrijving trouwens de combinatie ‘goed en doelmatig’ taalgebruik. Dat moet betekenen dat er goed taalgebruik voorkomt, dat ondoelmatig is. Dat betekent ook, dat kennelijk de doelmatigheid geen norm is ter beoordeling van goed of fout bij taalgebruik. En daarmee komen we dan dik in de problemen. Wanneer een Amsterdams jongetje tegen een leeftijdgenoot die hem een streek heeft geleverd, zegt ‘Kraig de kleire’, dan kan dat uitermate efficiënt zijn gevoelens overbrengen en tot effect hebben, dat hij geen last heeft van volgende streken. Volstrekte doelmatigheid zou je zo zeggen. Roept diezelfde jongen de uitspraak tegen een leraar die hem onheus bejegend heeft, en hij krijgt vervolgens opdracht om een strafmiddag terug te komen en flink strafwerk te maken, dan dient de doelmatigheid van de taaluiting betwijfeld te worden. Zo vraag ik me af op welke wijze u uw oordeel in gedachten over mijn opmerkingen formuleert. Ontstaat in uw brein de zin ‘Man, da's geklets’ of meer ‘De geachte spreker poneert daar enkele gedachten waarover ik nog wel met hem van mening verschil’. En welke formulering is het meest doelmatig? De meesten van u zullen geneigd zijn ‘Kraig de kleire’ geen goed Nederlands te noemen. Daarbij betrekt u dan niet de doelmatigheid in uw beoordeling. De uitspraak ‘Man, da's geklets’ zult u best binnen uw waardenpatroon voor aanvaardbaar Nederlands opnemen, maar dan eveneens zal de doelmatigheid niet uw eerste criterium zijn. En is de zin ‘De geachte spreker poneert daar enkele gedachten waarover ik nog wel met hem van mening verschil’ doelmatig of alleen maar goed Nederlands?
Ik voorspel u, dat we er vandaag ook weer niet uitkomen. Sommigen zullen namelijk zeggen: als je taalgebruik doelmatig is, dan is het daarmee goed Nederlands. Met andere woorden: de doelmatigheid is het enige criterium op grond waarvan tot een goed- of fout-stempel gekomen kan worden.
Ik roep in herinnering de televisieserie die vorig jaar zoveel pennen in beweging bracht ‘Een Tien voor Taal’ met die provocerende begintekst:
‘fouten maken geen schandaal,
allemaal een tien voor taal’.
En de filosofie die achter dat programma lag, was heel duidelijk: wie door middel van taalgebruik zijn zin krijgt, die is taalvaardig. Goed Nederlands is dan heel simpel: precies zeggen wat je bedoelt, een goed te begrijpen vraag stellen of een duidelijk antwoord geven. Daarmee lijkt aangegeven te zijn: geen zorgen over de vorm; geen aandacht voor de zinsopbouw of de klanken. Wanneer je met ‘Kraig de kleire’ precies bereikt wat je wilde bereiken of moest bereiken, dan is dat goed Nederlands.
Zo eenvoudig lag het bij Een Tien voor Taal natuurlijk niet en zo eenvoudig is het natuurlijk ook niet. Maar 't is wel goed even aan te duiden tegen welke maatschappelijke opvattingen de serie optornde.
Onze normen over wat goed Nederlands is, worden gevormd in de samenleving, waar het taalgebruik van de machtigen, de vooraanstaanden wordt tot voorbeeld voor allen. In het verleden is het dialect van Holland geëvolueerd tot de standaardtaal in Nederland, doordat de machtigsten Hollands spraken.
De sociaal-economische en culturele hegemonie van Holland leidde tot een taalhegemonie: het Hollands werd de algemene voertaal in ons land.
Nog steeds geldt de regel, dat wie sociaaleconomisch en cultureel de boventoon voeren, aangeven wat goed Nederlands is. Dit verschijnsel heeft twee, nogal verstrekkende gevolgen:
1. De norm voor goed Nederlands wordt daarmee gemakkelijk een erg formele;
2. Er ontstaat bevoorrechting van diegenen, die in het milieu van de sociaal-economisch sterkeren opgroeien.
ad 1. Door alle eeuwen heen kon het taalvoorbeeld van de economisch-culturele bovenlaag voornamelijk tot uiting komen in nogal formele situaties. Er werd niet gekeken naar hoe de hogergeplaatste thuis sprak of zijn dochter uitschold, maar naar hoe hij in 't openbaar sprak en schreef.
De taalnorm werd daardoor het taalgebruik van bepaalde standen in bepaalde situaties. En in ons onderwijs heeft dat geleid tot het zich richten op de boeketaal, de formele taal van geletterden bij openbare gelegenheden. Het voorbeeld werd in die zin de taal van de voorzitter van de Tweede Kamer, van de burgemeester, van de nieuwslezer bij radio en televisie, van het hoofd der school. Het gevolg was en is dat op school niet alleen als doelstelling wordt genomen beheersing van de formele standaardtaal, maar ook dat deze als enige voertaal is toegestaan. Correctie vindt plaats op zinsbouw, uitspraak en spelling. Dat wil zeggen, dat het zwaartepunt van het taalonderwijs ligt op de formele kanten van het taalgebruik, namelijk hoe zeg of schrijf ik het en niet op wat zeg en schrijf ik. Taalregels, die ontstonden als beschrijvingsregels van taalgebruik, werden gehanteerd als voorschriften. In de school werden die taalregels opgevat zoals verkeersregels: deze zijn gemaakt om ervoor te zorgen, dat iedere weggebruiker zich eraan houdt, overtreding is fout en strafbaar. Afwijking van taalregels is echter niet fout. Zo'n afwijking kan betekenen, dat de taalbeschrijving nog te kort schiet, of dat de taalontwikkeling nieuwe ‘regels’ nodig maakt, of dat de levende taalwerkelijkheid alle strakke systeembeschrijving in regels te boven gaat.
In elk geval is taalonderwijs daardoor geworden tot onderwijs in correct spreken en correct schrijven. waarbij maar al te vaak voorbij gegaan wordt aan de vraag of correct spreken en schrijven hetzelfde is als adequaat spreken en schrijven.
ad 2. Het spreekt vanzelf, dat het veel gemakkelijker is aan de eis van standaardtaalspreken en -schrijven te voldoen, wanneer je van huis uit gewend bent je daarin te bewegen. Milieutaalsprekertjes hebben altijd een achterstand in het aanleren van algemeen Nederlands vergeleken bij leerlingen die zijn groot gebracht met dat algemeen Nederlands. Er zijn daardoor verschillen in de kansen die mensen hebben om hun taalvaardigheid te ontwikkelen. Dat geldt zowel voor de vaardigheid in de eigen milieutaal als voor die in de standaardtaal. In beide gevallen gaat namelijk op dat oefening en gevarieerde toepassing de taalvaardigheid doen toenemen. Wat dat betreft zijn de dialect- en sociolectsprekers dubbel benadeeld: in de eigen milieutaal is brede oefening uitgesloten (boeken kranten, radio, televisie, school laten het niet toe), oefening in de standaardtaal gebeurt alleen in formele situaties (school