Variëteit en variété
Weet u wat de gemeente Amsterdam in november vroeg? Ik zal u er iets van vertellen. Voor de secretarie, bij de afdeling Beleidsinformatie, een adjunct-beleidsadviseur. Zijn (haar) taak is ‘het verzorgen van de materiële voorbereiding, verzorgen van de verslaglegging en de voortgangsbewaking van vergaderingen van gebruikerscommissies en adviesgroepen ten behoeve van de automatisering; in samenwerking met beleidsadviseurs opstellen van beleidsnotities betreffende de ontwikkeling van geautomatiseerde informatiesystemen; zelfstandig behandelen van nietcomplexe aanvragen voor automatiseringsprojecten.’ En voor de Stadsreiniging bij Planbureau een aankomend arbeidsanalist. Diens taak: ‘maken van methode-, proces- en bewegingsstudies en het verrichten van de daarbij aansluitende onderzoekingen betreffende de gang van zaken in het arbeidsproces, uitgaande van de gegeven opdrachten; verwerken van de verkregen resultaten tot voorstellen betreffende het bereiken van een doelmatige uitvoering van de arbeid en een beter bedrijfsbeheer; verrichten en uitwerken van tijdstudies met daaruit voortvloeiend aanleggen en onderhouden van een archief van opbouwtijden, inclusief bijeenbrengen van de verkregen gegevens in de vorm van tabellen en monogrammen; medewerken bij het taakstellen of tariferen c.q. het verstrekken van gegevens ten behoeve van het calculeren en werkvoorbereiden.’
Dat lijkt, met een mogelijke verkorting van de arbeidstijd in het verschiet, geen kleinigheid voor de sollicitanten. Maar ik kan ze, met de mij eigen overdrijving, wel geruststellen. Het ziet er erger uit dan het is. De man (vrouw) voor de eerste vacature moet er vooral voor zorgen, dat de mensen die moeten vergaderen de zaak niet in de lap laten hangen. Simpele aanvragen mag hij/zij zelf afhandelen. Die voor de tweede functie moet eenvoudig uitzoeken: hoe doe je dat werk 't best? Voor allebei geldt dat ze hun bevindingen niet voor zich moeten houden of alleen aan hun vrouw (man) vertellen, maar ze opschrijven ten algemenen nutte. Maar ik verzeker u: het valt niet mee dat uiteen te zetten op de manier van de gemeente Amsterdam.
De heer mr. A.F. Schepel, oud-griffier van de Tweede Kamer en dus ‘nourri dans le sérail’, wijst op enige bedenkelijke woorden en zinswendingen in parlementaire stukken. De staatssecretaris van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zegt in een schriftelijk antwoord: ‘Op een totaal van 923 (woning)corporaties waren per 30 september 1979 nog de volgende aantallen jaarverslagen uit te brengen.’ Bedoelde betekenis: ‘moesten nog worden uitgebracht’ en dan is het een germanisme. Wilde men zeggen: ‘konden nog worden uitgebracht’, dan was het juist geweest. Inderdaad: ‘dat is te herstellen’ betekent ‘dat kan worden hersteld’; ‘das ist wiederherzustellen’ is ‘dat moet worden hersteld’. Minister Wiegel verzekerde, dat de politie de registratiesystemen voor motorvoertuigen en bromfietsen door middel van beeldschermterminals kan ‘bevragen: Dat moet hij van premier Van Agt hebben, die daarmee vooral de aandacht trok in het befaamde debat-Menten. Van Dale zegt dat het in het Noordnederlands alleen nog gebruikelijk is in de uitdrukking ‘te bevragen (daar en daar)’ of ‘...(bij die en die)’. Ten aanzien van het beschikbaar stellen van bepaalde stukken verwart het kamerlid De Graaf weer eens over te leggen en te overleggen. Helemaal onbegrijpelijk is, in de toelichting bij een vraag van de afgevaardigde De Hamer, het volgende:
‘Ten aanzien van het criterium “inpasbaarheid” zouden nog andere eisen kunnen gelden, welke mogelijk uit de thans plaats vindende functie-analyse zouden kunnen voortspruiten (het betreft hier de psychische stabiliteit als factor bij keuring voor de dienstplicht - MCG) en is derhalve minder subjectief (= betrekking hebbende op de persoonlijkheid).’
Andere door de heer Schepel gesignaleerde schoonheden sluiten aan bij in de media voorkomende verschijnselen (er zal wel een wisselwerking zijn). Zo betoogt minister Scholten over de taak van marechaussee en andere militaire groepen: ‘Hun werk bestaat overigens nogal eens uit het beschermen van demonstranten en zij die zich daarbij aansluiten tegen het door hun activiteiten geprikkelde publiek.’ Ja hoor, uit een dagblad: ‘De politie moest na de wedstrijd optreden tegen vandalen en tegen zij die op andere wijze de orde verstoorden.’ Of, uit een omroepblad: ‘Maria Hellwig presenteert een optreden van muzikale kampioenen en zij die het willen worden.’ En in een vraag van het kamerlid Mertens: ‘Zijn er redenen van beleidsinhoudelijke aard, die tot nu toe het uitkomen van deze notitie (over het onderwijs aan volwassenen, pardon: volwasseneneducatie - MCG) hebben verhinderd of belemmerd?’ Met dat ‘beleidsinhoudelijk’ komen we op een reusachtig terrein waarop zij, die zich door hun taalgebruik willen onderscheiden, kunnen ravotten als jonge honden. Het begon met ruimtelijk, afstandelijk en inhoudelijk, en het is een verrijking van de taal, maar rijkdom geeft ook zorgen en we dreigen in een taalconsumptiemaatschappij terecht te komen. Een kleine bloemlezing uit nieuwe geniale invallen: je kunt er aandachtelijk moeilijk omheen (een germanisme gratis erbij), applauselijk en kleinkunstig (uiterst handig voor recensenten), aanhoudelijk en aansprekelijk (in de zin van aansprekend: een aansprekelijk voorbeeld). Waarom dan ook maar niet beloftelijk, verlangelijk, ruzielijk en gevechtelijk? Laten we wel wezen: er zit natuurlijk een stuk slordig denken in een deel van die nouveautés. Voor een ander deel kon het
inderdaad wel de wens zijn de aandacht op zich te vestigen. Sommige nieuwelingen kunnen geboren zijn uit de opvatting, dat ieder zelfstandig naamwoord zijn bijvoeglijk naamwoord en/of bijwoord behoort te hebben (applauselijk). En voor de rest is het braaf achter elkaar aanstappen. Als iemand op de gedachte komt ‘uitgangspunt’ weg te gooien en te vervangen door vertrekpunt (point de départ), huppelt de hele meute slaafs maar ‘professioneel’ achter hem aan.