Onze Taal. Jaargang 48
(1979)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 79]
| |
vig geweest aan een vorm van het verschijnsel volksetymologie. Allemaal zijn ze daardoor veranderd, sommige uiterlijk, dus wat klank betreft, andere qua betekenis en weer andere in beide opzichten. Opnieuw volksethymologie dus, een term die al meer dan 125 jaar geleden in de taalwetenschap is geïntroduceerd en die nog steeds zeer omstreden is. Men heeft dan ook andere benamingen voorgesteld zoals woordassimilaties door klank- en begripsfactoren of woordvervorming door klank en begripsassimilatie. Tegenwoordig spreekt men graag van herinterpretatie. Hoe men het ook noemt, het is een essentieel punt dat door volksetymologie de taal verandert! Juist dat is het belangrijkste verschil met de echte etymologie. Deze immers zoekt naar de oorsprong van woorden, registreert de veranderingen en probeert ze te verklaren, maar bevat in zichzelf geen element van taalverandering, evenmin trouwens als de zogenaamde mythevormende volksetymologie die we in het septembernummer bij de bespreking van Antwerpen zijn tegengekomen. Hierboven - in de eerste alinea - heb ik erop gewezen dat de woordveranderingen van verschillende aard kunnen zijn. De gevallen van ‘echte’ volksetymologie zijn dan ook in drie hoofdcategorieën onder te verdelen. Van de eerste categorie heb ik in het juninummer al enkele voorbeelden gegeven (jakhals, scheurbuik en Hanengeschrei) Hierbij gaat het om een herinterpretatie wat de klank betreft; bekende klankcombinaties komen in de plaats van onbekende. Betekenisassociaties zijn er niet. De plantennaam hondsdraf is op deze manier ontstaan uit een ouder gondrave (= gif-rank), nadat de betekenis van het eerste gedeelte van dit woord onbekend was geworden en men dus ook moeite kreeg met de scheiding in lettergrepen. Een ander voorbeeld uit deze categorie is oorlam. In ouder Nederlands was dit de benaming voor een Europeaan die uit Indië terugkeerde. Het woord is een volksetymologische vervorming van het Maleise orang lama, dat verkort is uit orang lama datang, wat zoveel wil zeggen als ‘een mens, die lang geleden gekomen is’, een oudgast. De koopvaardijmatrozen gaven deze naam aan de matrozen van de oorlogsschepen en van hier uit kreeg het de betekenis ‘rantsoen jenever’ en later borreltje in het algemeen. Opvallend is dat er in de meeste gevallen van volksetymologie sprake is van tweeledige woorden. Ze kunnen van oudsher uit twee delen hebben bestaan (hondsdraf, oorlam), maar ze kunnen ook door de herinterpretatie zo geworden zijn (scheurbuik, jakhals). Soms is slechts een gedeelte van het woord veranderd, zoals in Hanen geschrei, en nacht merrie. Uit intellectuelen is in de volksmond een tweeledig woord interlectuelen ontstaan, doordat het eerste gedeelte werd opgevat als een voorvoegsel dat men kende uit woorden als interlokaal, internationaal en dergelijke. Nachtmerrie heeft altijd twee delen gehad, maar oorspronkelijk luidde het tweede deel mare. Dit is een ander mare (een homoniem dus), dan het woord dat we kennen uit de uitdrukking ‘de mare gaat’ en dat te maken heeft met vermaard. Een nachtmare heeft dat niet. Deze mare is een nachtspook, een nachtelijke kwelgeest en is verwant met de Ierse morrigain, de koningin van de boze demonen. Het gaat hier nog steeds over categorie 1. De andere woorden - oudroest, avontuur, wildbraad, ophemelen, ijzig - die ik hierboven heb genoemd stammen uit de tweede en derde categorie. Daarover een volgende keer. Marlies Philippa. |
|