blad zich gegriefd te voelen ■ De geslachtelijke aanduiding van cohort en scala blijkt problemen op te leveren. Gezien de correspondentie die dhr. J.H. Deurvorst hierover voert, wil hij vasthouden aan het cohort en het scala, ondanks de etymologische onjuistheid hiervan. Als ik bij mijzelf te rade ga, dan zou het best kunnen dat ik het cohort zou zeggen, als ik ooit over cohorten zou reppen, maar wel degelijk de scala, al spreken operaliefhebbers dan weer van het Scala in Milaan. Maar wie ben ik? ■ Overigens bestaat er een, misschien natuurlijke, neiging van mannelijke abstracta, om het-woorden te worden. Alle woorden op-isme, alsmede ritme zijn zo onzijdig geworden. En officieel moet je wel de algoritme zeggen, maar de doorsnee-programmeur of -computerfreak spreekt altijd van het algoritme. ■ Kommer en kwel, schreef Joh. v. Os in het juninummer, is een vertaling uit het Duits (Kummer und Qual) en als zodanig sluikwater door de dijken van onze taal. Hij valt dan ook de laatste tijd geregeld over die uitdrukking. Als ik me niet vergis, betreft het hier echter een vinding van Marten Toonder, die een of andere grijsaard, in een van zijn bommelstrips uit de jaren zestig, de gewraakte woorden laat zeggen, al dan niet als bewust germanisme. De bijdrage van Toonder aan het Nederlands kan moeilijk overschat worden. ■ Toonderismen zijn te verdelen in renovaties (geld speelt geen rol, als je begrijpt wat ik bedoel e.d.) en innovaties (kukel, kommer en kwel e.d.) Wie zal naar beide soorten Toonderismen een diepgaand onderzoek verrichten? ■ In de taalkunde gaan heren in de regel voor. We spreken over mannelijk, vrouwelijk en onzijdig- in die volgorde. Het prototype van de 3e ps. enkelvoud is hij,
niet zij of het. In de romaanse talen, waar verschil wordt gemaakt tussen mannelijk en vrouwelijk meervoud, worden gemengde gezelschappen als een stelletje kerels behandeld. Hoe groot die mannelijke eigengereidheid is, bleek mij uit mijn eigen reacties op een typisch romaanse taalsituatie. Ik bevond mij in gezelschap van circa 10 jonge Nederlandse vrouwen (waarom, laat ik hier terzijde, ter verontschuldiging mag ik toevoegen, dat ik zelf ook nog jong en Nederlands was), en dit gezelschap, waar ik als enige man deel van uitmaakte, werd door een Italiaan in het Italiaans toegesproken, waarbij hij ons adjectieven als brave, buone, ingambissime, straordinarie toevoegde - vrouwelijk meervoud dus. En ik voelde mij buitengesloten, alsof mijn aanwezigheid alleen het gezelschap onvrouwelijk gemaakt zou hebben. ■ Toch is er, Godin zij dank, een uitzondering op de regel, dat mannen altijd voorgaan. De eerste declinatie in het Latijn en het Grieks is hoofdzakelijk aan vrouwelijke woorden op -a resp. -ê/a gewijd. Mannelijke en onzijdige woorden komen pas in de tweede (-us/um resp. -os/on) declinatie aan het woord. En zo kwam alles toch weer goed.
P.C.U.d.B.