Van woord tot woord
Kletteren/klettern
De vorige keer beloofde ik u wat meer te vertellen over de zogenaamde volksetymologie. Hierover ben ik inderdaad nog lang niet uitgepraat. Maar ik geloof toch dat ik eerst in moet gaan op het probleem van een lezeres van Onze Taal. Haar brief dateert al van eind april en als ik nu geen antwoord geef dan wordt het september voor ik haar vraag kan behandelen. Op het vervolg van het onderwerp volksetymologie moet u dus nog even wachten.
De kwestie waar het om gaat is het verschil tussen het Nederlandse werkwoord kletteren en het Duitse klettern. Op het eerste gezicht schijnen deze werkwoorden, die uiterlijk toch zoveel op elkaar lijken een volstrekt tegengestelde betekenis te hebben. Om de briefte citeren: ‘In Nederland kletter je van een dak af maar in het Duits/Zwitsers kletterte der Dollar von Fr. 1.7165/80(...) bis auf Fr. 1.7315/25’, ‘kletterde’ dus omhoog in plaats van omlaag. Je zou kunnen zeggen: het zijn twee (bijna) gelijk klinkende woorden met een verschillende betekenis, homoniemen dus - al geloof ik dat je daarvan niet mag spreken als je woorden uit twee talen vergelijkt.
Als je nu kijkt naar Nederlandse homoniemen, dan zie je dat eenzelfde woord volledig verschillende betekenissen kan hebben. Neem bijvoorbeeld het woord monster, waarmee je gedrocht of staal kunt bedoelen. Het zijn eigenlijk twee woorden met elk een andere oorsprong (het ene is afkomstig van het Latijns monstrum = gedrocht en het andere van het Latijnse werkwoord monstrare = aantonen). En het woord staal op zijn beurt bestaat ook weer uit twee homoniemen: monster en metaalsoort. De betekenis monster is voortgekomen uit ijkmaat/maatlaten het woord staal hangt hier samen met steel. Als metaalsoort betekende staal aanvankelijk sterken dan is het verwant met stag (dik touw), dat u wel kent in de uitdrukking over stag gaan. Twee oorspronkelijk verschillende woorden hebben dus eenzelfde woordvorm gekregen, maar zijn daardoor nog niet gelijk van betekenis geworden.
Homoniemen kunnen evenwel ook van dezelfde oorsprong zijn, maar in de loop van de tijd uit elkaar zijn gegroeid. Een aardig voorbeeld daarvan is het woord bot. Dit woord heeft vier betekenissen: de zelfstandige naamwoorden vissoort, been, bladknopen het bijvoeglijk naamwoord stomp. In zeker drie van de vier betekenissen hebben we te maken met één oorspronkelijk woord en wel het zojuist genoemde bijvoeglijk naamwoord. Hiervan konden zelfstandige naamwoorden worden afgeleid (op ongeveer dezelfde manier als het zelfstandige naamwoord stomp(je)is afgeleid uit een bijvoeglijk stomp). Zo ontstond het woord bot = been. Eigenlijk werd hiermee het been van dierenpoten bedoeld met de stompe gewrichtsknobbels aan de einden. Ook de vis kwam aan zijn naam bot door de stompe vorm. Zelfs de bloemknop zou men