Luidt de doodsklok over onze woordenboeken?
Het artikel ‘Van de redactie’ (nr. 2/3-1979) zal - hoop ik - menig lezer genoopt hebben tot bezinning over de rol van ‘Onze Taal’. Lezen wij daar niet: ‘Ons genootschap stelt zich als doel verspreiding van de kennis van het Nederlands en bevordering van een goed en doelmatig taalgebruik’ en voorts nog ‘Onze Taal richt zich in het bijzonder tot degenen die in hun beroep veel met taal te maken hebben: onderwijzend personeel, journalisten, ambtenaren, ouders die hun kinderen leren praten enz.’? Jammer genoeg ontbreken in deze opsomming de vertalers, en meer in het bijzonder de vertalers bij de Europese Gemeenschappen die, doordat zij uitsluitend in hun moedertaal vertalen, een belangrijke rol spelen in de spraakmakende gemeente! Over hun specifieke noden, en dan vooral op het gebied van de woordenboeken, wil ik in het belang van ‘onze’ taal de trom roeren.
Een ieder zal het met mij eens zijn dat ‘goede’ woordenboeken onontbeerlijke arbeidsinstrumenten vormen voor vertalers. Toch vrees ik dat het in een nabije toekomst om allerlei redenen praktisch onmogelijk zal worden ‘goede’ woordenboeken te maken. Dat geldt voor verklarende woordenboeken, maar zeker voor vertalende. De situatie mag dan thans nog tamelijk rooskleurig zijn waar het gaat om belangrijke talen als Spaans, Engels, Frans en Duits. Voor ‘kleinere’ of moeilijker talen als Italiaans, Deens, Grieks, Arabisch, Russisch of Turks staan wij al bijna voor een catastrofe. Ik wil hier ook niet uitweiden over bedrieglijke ‘herdrukken’ als bij Gallas' Standaard Groot Frans-Nederlands, Nederlands-Frans Woordenboek, Dentici's Italiaans-Nederlands, Nederlands-Italiaans Handwoordenboek en de bevreemdende historie met Van Goor's Deens Woordenboek, om over vele andere nog te zwijgen. Het is een feit - en daar moeten wij misschien de uitgevers gelijk geven - dat het maken en bijhouden van dergelijke woordenboeken voor een klein taalgebied als het onze niet meer rendabel is. (Is het dan niet betreurenswaardig dat nog even dure als waardeloze woordenboeken op de markt komen? Hier zou een behoorlijke verbruikerscontrole = Quality Control op zijn plaats zijn.)
Nog slechter gesteld is het met de technische woordenboeken en vakwoordenboeken. De historie van het luchtvaarttechnisch woordenboek in nr. 10/1977 van ‘Onze Taal’ is in dit opzicht welsprekend genoeg. Opvallend is ook het ontbreken in het Nederlands van kleine praktische lexica op velerlei gebieden - zo overvloedig te krijgen in het Duits en het Engels - die, ook al zijn zij eentalig, soms zeer nuttig zijn.
Hoe kan nu worden voorkomen dat het in de toekomst op het gebied van de woordenboekmakerij tot een noodsituatie komt? In de eerste plaats kan men denken aan een hechte samenwerking tussen gespecialiseerde uitgevers met het doel de kostprijs te drukken. In plaats van twee of meer elkaar beconcurrende woordenboeken uit te geven, zouden zij er samen voor kunnen zorgen dat degelijke werken het licht zien en dat die regelmatig worden bijgewerkt. Als dat niet mogelijk blijkt, dan zou de overheid-door middel van subsidiëring - kunnen bewerkstelligen dat behoorlijke woordenboeken tot stand komen of is het onvoorstelbaar dat Nederland en België samenwerken aan een standaardwoordenboek voor het Frans, het Duits, het Engels, om nog maar de belangrijkste talen te noemen die ook in het onderwijs een grote rol spelen? Hier zouden belastinggelden goed besteed zijn! Ten derde is het niet ondenkbaar dat de Europese Gemeenschappen, afnemers in het groot van allerlei woordenboeken (meer dan 1.900 linguïsten in dienst!), opdracht geven bepaalde woordenboeken te