Van woord tot woord
Volksetymologie
Een tijdje geleden schreef Carmiggelt in een van zijn Kronkels dat hem voor de rubriek ‘Door u’ vaak hetzelfde verhaaltje wordt toegestuurd, waarbij het toch steeds over andere kinderen gaat. De hoofdfiguur is een jongetje (of meisje) van wie de grootvader is overleden. Op de vraag waar dit geliefde familielid nu heen is, antwoordt hij/zij: ‘Opa is naar de Hema’. Ziehier een fraai geval van volksetymologie. Of liever van een aanzet tot volksetymologie. Zolang het slechts om individuele gevallen gaat moeten wij van een aanzet spreken. Van zulke aanzetten kunt u ongetwijfeld zelf uit uw naaste omgeving talloze voorbeelden geven. Denk maar aan de alleraardigste gewoonte van kleine kinderen om vrome formules uit devote liedjes in gruwelijke godslasteringen om te zetten. Maar ook in de taal van volwassenen wordt heel wat verhaspeld, vooral als het vreemde woorden met onbekende klanken betreft!
Van volksetymologie spreken wij wanneer een woordverandering als in het bovengenoemde voorbeeld niet meer tot individuele gevallen beperkt is, maar in ruime kring wordt geaccepteerd en wanneer het veranderde woord daardoor in plaats is gekomen van het oorspronkelijke woord. De term volksetymologie is erg misleidend. Je zou eruit afleiden, dat ‘het volk’, zonder kennis van taalkundige regels, naar een betekenis gaat zoeken van onduidelijke woorden om ze wat begrijpelijker te maken. Maar zo is het niet. Bij de meest simpele vorm van volksetymologie worden onbekende klanken zodanig verstaan en geïnterpreteerd dat ze gaan lijken op bekende klankencombinaties, waarbij dan dikwijls helemaal niet aan de betekenis wordt gedacht. Een goed voorbeeld hiervan is scheurbuik, ontstaan uit scorbut (van het Middellatijnse scorbutus), een ziekte waarbij toch waarlijk de buik niet scheurde! Er komt door volksetymologie dus niet meer begrip, wat bij etymologie wel het geval is zoals wij de vorige maand hebben gezien. De vreemde klankverbinding wordt vaak alleen qua vorm vernederlandst. Een ander voorbeeld is jakhals (uit het Franse chacal). Ook hier zult u niet denken aan de hals van een soort jas. En de Utrechtse straatnaam Hanengeschrei heeft niets te maken met het wenen van een haan, maar luidde aanvankelijk haneschree, waarmee een korte afstand werd aangeduid: hanen maken niet zulke hele grote passen!
Toch spelen bij volksetymologie ook begripselementen wel eens een rol. Duidelijk is dit bij het woord intree voor entree. Maar ook bij een woord als geeuwhonger is het eerste gedeelte niet oorspronkelijk. Het woord is vervormd uit het in oostelijke dialecten voorkomende gee-honger, waarbij gee-verwant is met gauw. Bedoeld wordt dus een plotseling opkomende honger. De eigenlijke betekenis van gee- werd niet meer gevoeld of gekend; men meende geeuw te horen wat niet zo onlogisch was in combinatie met honger. Geeuwen is immers een soort uitlaatklep voor allerlei menselijke emoties: honger, misselijkheid, slaap of verveling. Zo ontstond het woord geeuwhonger.
De volgende keer zal ik nog wat meer voorbeelden geven.
Marlies Philippa.