Vakinhoudelijke kolder
Onlangs presenteerde zich iemand als ‘vakinhoudelijk medewerker’ en daarmee gaf hij zich bloot als een branieschopper. De geciteerde woordverbinding moge dan misschien op het eerste gezicht imponeren door ondoorzichtelijkheid, bij nader toezien blijkt ze kolder.
‘Inhoudelijk’ is een germanisme met de betekenis: naar de inhoud, de inhoud betreffende.
Het is uiteraard een bijwoordelijke bepaling, het zegt iets over de situatie, over aspecten, zoals in: ‘uiterlijk fraai, inhoudelijk zwak’. In de woordverbinding ‘inhoudelijke kritiek’, dat is kritiek die de inhoud betreft, krijgt het germanisme de functie van een bijvoeglijk naamwoord; het zegt niets over de eigen kwaliteit van de kritiek, maar over de functie van de kritiek, zoals letterlijk in de verbinding letterlijk citaat de wijze van citeren en niet de waarde van het citaat aanduidt. Maar wat is nou in hemelsnaam vakinhoudelijk? Betreffende de vakinhoud? Dan blijft het raadsel vakinhoud.
Dat is natuurlijk de inhoud van een vak. Maar vak is een soortnaam: 1. beroep; 2. schoolvak; het woord vak duidt per se iets aan dat gespecificeerd moet worden, wanneer men er een oordeel over wil geven. Het is onmogelijk serieus iets te zeggen, over de inhoud van een vak dat op geen enkele wijze nader is aangeduid.
Men kan van medewerkers van alles zeggen: Ze zijn jong, ervaren, charmant, speciaal, financieel, adviserend, medisch, technisch enzovoort. Al deze adjectieven noemen een eigenschap, bekwaamheid, zeggen hoe de medewerker is, bijvoorbeeld op welk gebied hij geschoold of verantwoordelijk is. Maar hoe is iemand die vakinhoudelijk is? In feite is hier met een raadselachtig bijwoord een ondoorzichtige woordverbinding gevormd. Onhoudbaar dringt zich de argwaan op dat deze slechte taaltruc gewichtig moet maken wat licht is als piepschuim.
J.J.M. Bakker, Leende.