standig naamwoord genoemde’. Hiermee is overeenstemming specificeert de grote Van Dale als betekenissen van ‘vijandelijk’ en ‘wettelijk’ dan ook respectievelijk ‘van, behorende tot, uitgaande van de vijand’ en ‘tot de wet behorend’. Als wij nu met behulp van het zogenaamde retrograde woordenboek alle afleidingen met -vrij op een rijtje zetten, komen wij tot de volgende konklusief.
Allereerst kunnen wij twee kategorieën onderscheiden. Bij de ene is het eerste deel van de afleiding een zelfstandig naamwoord, bij de andere een werkwoordsstam. De tweede kategorie is de kleinste en bestaat weer uit twee subkategorieën, te weten een waarvan de kategoriale waarde kan worden vastgesteld als ‘de in de werkwoordsstam genoemde handeling niet verrichtend’ (kreukvrij, krimpvrij, scherfvrij, scheurvrij en splintervrij, in Van Dale konsekwent omschreven als ‘niet kreukend, krimpend’ enzovoort) en een met de kategoriale waarde van ‘gevrijwaard tegen de in de werkwoordsstam genoemde handeling (slipvrij, smetvrij en trilvrij, respectievelijk omschreven als ‘beveiligd tegen slippen’, ‘vrij van smetten: (boekdr.) smetvrije uitleg, inrichting om het smetten (...) te voorkomen’ en ‘gevrijwaard tegen trilling’).
De afleidingen van het zelfstandig naamwoord, waar het ons eigenlijk om te doen is, zijn veel talrijker, maar vallen op precies dezelfde wijze in twee subkategorieën uiteen. Van de eerste luidt de kategoriale waarde ‘zonder het in het zelfstandig naamwoord genoemde’. Van Dale geeft omschrijvingen die variëren van de al heel simpele aanduiding ‘bn’ (bij ‘roetvrij’) tot ‘gezegd van lucifers waarvan de koppen na het aansteken niet afvallen, doordat het houtje wel verkoolt, maar niet verbrandt’ (bij ‘vonkvrij’), maar die alle verenigbaar zijn met een parafrase met ‘zonder...’ (vergelijk ‘geen suiker bevattend’, ‘vrij van bacterieën’, ‘geen zelfinductie vertonend’, ‘van cafeïne ontdaan’ enzovoort). Het zijn:
accijnsvrij |
inductievrij |
purinevrij |
suikervrij |
alcoholvrij |
kiemvrij |
ratvrij |
tiendvrij |
alkalivrij |
koortsvrij |
roestvrij |
tochtvrij |
argvrij |
kruisingsvrij |
roetvrij |
tolvrij |
bacterievrij |
lastvrij |
rookvrij |
trillingsvrij |
cafeïnevrij |
lekvrij |
spintvrij |
vetvrij |
galmvrij |
loodwitvrij |
stofvrij |
watervrij |
gasvrij |
nicotinevrij |
stoorvrij |
ijzervrij |
gif(t)vrij |
portvrij |
storingvrij |
zuurvrij |
houtvrij |
premievrij |
stroomvrij |
|
Vergelijkbaar met de tweede subkategorie bij de afleidingen van de werkwoordsstam is de tweede subkategorie bij de afleidingen van het zelfstandig naamwoord, met als kategoriale waarde ‘gevrijwaard tegen het in het zelfstandig naamwoord genoemde’. Ook hier weer een rijke verscheidenheid aan omschrijvingen in Van Dale, maar opnieuw geen die zich verzet tegen de aangenomen kategoriale waarde (vergelijk ‘geen vlekken krijgend’, ‘niet onderlopend bij vloed’, ‘beschermd tegen de motten’, ‘bestand tegen poging tot inbraak’, ‘waarin geen puncturen kunnen komen’, (van havens) ‘waarin zich geen blijvend ijs vormt’, enzovoort). Het zijn:
bomvrij |
motvrij |
scherfvrij |
vorstvrij |
brandvrij |
punctuurvrij |
scho(o)tvrij |
vochtvrij |
granaatvrij |
regenvrij |
stormvrij |
watervrij |
inbraakvrij |
roestvrij |
vlekvrij |
wormvrij |
kogelvrij |
rookvrij |
vloedvrij |
ijsvrij |
In zijn ruime formulering met ‘gevrijwaard tegen’ kan de kategoriale waarde in deze subkategorie op twee manieren geïnterpreteerd worden, namelijk in eerste instantie als ‘gevrijwaard tegen de aanwezigheid van het in het zelfstandig naamwoord genoemde’ (bijvoorbeeld ‘motvrij’: beschermd tegen de motten) en in tweede instantie, dat wil zeggen als de eerste interpretatie niet ‘haalbaar’ is, als ‘gevrijwaard tegen de uitwerking van het in het zelfstandig naamwoord genoemde’ (bijvoorbeeld ‘granaatvrij’: gedekt tegen de uitwerking van granaten). Van Dale gebruikt ter onderscheiding van deze interpretaties soms respectievelijk de termen ‘beschermd’ en ‘bestand’ tegen (bijvoorbeeld ‘regenvrij’: beschermd tegen regen; ‘inbraakvrij’: bestand tegen poging tot inbraak; ‘vochtvrij’: 1. beschermd tegen vocht 2. bestand tegen vocht).
Kogelvrij wordt omschreven als ‘tegen kogels bestand’ en valt dus terecht onder de tweede interpretatiemogelijkheid, samen met granaatvrij, vochtvrij 2, scho(o)tvrij, vloedvrij, brandvrij, inbraakvrij, stormvrij, scherfvrij en bomvrij. Op systematische wijze kan nu uit de kategoriale waarde de betekenis van de afleiding ‘kogelvrij’ voortvloeien en dat is precies wat een kogelvrij vest verondersteld wordt te zijn. Roestvrij wordt omschreven als ‘1. bevrijd van roest 2. niet onderhevig aan roest 3. niet door roest aangetast (vlasgewas)’. Betekenis 1. en 3. zijn in overeenstemming met de kategoriale waarde ‘zonder het in het zelfstandig naamwoord genoemde’. Betekenis 2. gaat volgens de eerste interpretatiemogelijkheid van de tweede subkategorie, namelijk ‘gevrijwaard tegen de aanwezigheid van het in het zelfstandig naamwoord genoemde’. Ook tegen ‘roestvrij’ kunnen dus onmogelijk bezwaren worden ingebracht en dan verantwoordt Van Dale nog niet eens de mijns inziens heel reële mogelijkheid om ‘roestvrij’ op te vatten als een afleiding van de werkwoordsstam, met als betekenis ‘gevrijwaard tegen roesten’ (dus ‘slipvrij’ enzovoort).
Rest mij nog om volledigheidshalve te vermelden dat ik een kleine restgroep van moeilijk te rubriceren gevallen als ‘rijksvrij’, ‘ijsvrij’ (van scholen), ‘vogelvrij’, ‘boordvrij’ (vertaling van f ree on board?) en dergelijke buiten beschouwing heb gelaten. Op de konklusie dat ‘kogelvrij’ en ‘roestvrij’ volkomen korrekt en systematisch gevormde afleidingen zijn, konden deze bijzondere gevallen niet van invloed zijn.
H.E. Buurman, Zevenhuizen.