Vacaturebank
Op een affiche van uitzendbureau Multiplan uit Amsterdam stonden de volgende banen vermeld onder het motto: geen baan te bar, geen vak te vreemd:
Aanpikker (havenbedrijf): maakt goederen aan grijper vast. Achterlapschrooier (schoenenind.): freest hakken in model. Adersprietser (slagerij): spuit pekel in hammen en schouders. Afdrosser (metaalind.): raffineerder. Afgladder (schoenenind.): perst zolen glad. Afzetter (spinnerij): verwisselt volle garencops tegen lege hulzen. Ajourwerkster (confectie): openwerkster. Anokleurder (metaalind.): kleurt chemisch geanodiseerde aluminiumplaten. Averijagent (verz.): laat schade aan schepen opnemen. Bakjesklopper: lucifermaker; laat bak schokken waardoor luciferhoutjes gelijk komen te liggen. Ballenwasser (rubberind.): maakt geschuurde ballen schoon. Bandagist: orthopedisch instrumentmaker. Beddenknipper: matrassensnijder. Been- en voetjeskeier (glasblazerij): houdt klompje gloeiend glas tegen kelk voor wijnglas. Beetlekalanderer: geeft katoen vorm in beetlemachine. Bestekzoeker: zaagt hout op maat. Bloempottenstamper: vet klei met olie in en stampt hieruit machinaal bloempotten. Bloter: onthaart en ontvliest huiden. Bosbaas: beheerder van bos. Buizenbuiger (metaalind.): buigt buizen. Californiazwikker: hecht schoenschachten. Catecheet: godsdienstonderwijzer. Combinatiedraaier (metaalind.): draaibankwerker. Conusscheerder (weverij): wikkelt kettingdraden op conisch verlopende scheertrommel. Darmenslijmer: ontdoet darmen van vuil en vet om er snaren van te maken. Doodmaker: runderslachter in abattoir. Dragist: snoepjesmaker. Drogist: kruidenwinkelier.
Drupsdoorwerker: maakt deeg voor drups. Effilocheerder: maakt vezels van textielafval. Farmacocatagrafoloog: beschrijft de leer der geneesmiddelen. Flapwerker: sluit met een flippermachine draadhoepels voor autobanden op in canvas. Gebittenstopper: vormt prothesen in gipsen negatieven. Geelbloedloogzoutuitwasser (chemie): wast ruwe cyanide in water uit. Geruispeiler: matroos onderzeebootverkenner. Gimper (spinnerij): koordspinner. Glasbewerkingsgereedschappen-groothandelaar: groothandelaar in glasbewerkingsgereedschappen. Griespoetser: scheidt gries en zemelen met aspirator. Gulpenstikster (confectie): naait gulpen. Haspelaar: spoelt garen over op haspelkroon. Hengstenknecht: verzorgt dekhengsten. Indikker: kookt tomaten in tot puree. Insimmer: knoopt sim (dik touw) vast aan netten om ze te spannen. Kantenbrander: brandt ruwe kanten van schoen af. Kierkoker: kookt katoenen garens in kierketel om lijm en vet te verwijderen. Kikkerstamper: stampt klinkerbestratingen aan met trilbak of kikker. Knuppelinstoter: drukt staalblokken in doorschuifoven. Koekenbrekerbuiler: maalt cacaokoeken tot poeder. Korsetière: korsettenmaakster. Korstwerker: maakt bladerdeeg op. Krasbaas (spinnerij): baas van kras- of kaardafdeling. Kuikensexer: bepaalt geslacht van kuikens. Linkeraar-worstophanger: maakt worstjes uit strengen in linker- of afbindmachine. Luchtbehandelingsadviseur: adviseur op ventilatiegebied. Luierman: regelt stoom van heiblok door trekken aan luilijn.
Manegemaster: supervisor in manege. Massawasser: maakt filtermassa in brouwketel schoon. Menagemeester (mil.): hofmeester. Miemaker: vermicellibereider. Mossellosser: verspreidt bij eb de mossellagen. Nageltikker (scheepsbouw): controleert klinknagels met handhamer. Nanopster: ziet geweven stof na op onregelmatigheden. Neusinbinder: bindt neus van schoen in. Omloperstukkenschalmer: lijmt binnenstuk tussen hak en schoen. Oogjesinsteker: perst knop op gloeidraaddrager van lampvoetje. Oortjesgieter: giet vloeibare klei in gipsvorm. Opzakker: vult zakken. Paneloperator: operator in controlekamer bij procesindustrie. Papper: appreteerder. Peesjesmaker: verdeelt bundels gezwindeld vlaslint in bosjes. Plukdroller: bedient voorspinmachine. Potentrekker: verwijdert met wrikijzer de hoef ijzers van paarden. Rechtlegger: legt bosjes tabak voor snijmachine. Reepgast: geeft tekens aan liergast bij laden en lossen. Reetveger: veegt tramrails schoon. Rookworstschudder: voert strengen worstjes door schudmachine om afbinddraden te verwijderen. Scheepssleper: sleept schepen. Scheepssloper: sloopt schepen. Sjouget: kosjerslachter. Slangaftrekker: stroopt gevulcaniseerde slangen van kern af. Sneevergulder: brengt bladgoud aan op snede van boek. Sommelier: wijnober. Stomplasser: drukt metalen delen tegen elkaar met stomplasmachine.