Dat klinkt wat raar, maar u moet dat beschouwen als een soort chemische taalreactie, die spontaan tot stand komt. Grote advertentiebladen behoren tot de publikaties die daarin sterk zijn, maar ze hebben niet het monopolie: dag- en weekbladen kunnen ons nu en dan ook aangenaam verrassen. Het is dus meer toeval, dat we met zo'n advertentieblad - een Haags - beginnen.
Honden doen er goed aan kennis te nemen van de volgende mededeling: ‘Gedurende het gehele jaar is het verboden om als hond los te lopen in het Rosarium, de tuin van het paleis Noordeinde...’ Opvallend is hier, dat de mondigheid (bekkigheid) van de hond erkend wordt; de mededeling richt zich immers rechtstreeks tot hem: hij kan er desnoods een onnadenkende baas attent op maken. In hetzelfde blad: ‘Yoga op de maandagavond gaat dus gewoon door in onze eigen moedertaal’. Ik weet wel dat op pleonasmen als ‘het rode bloed’ en ‘de blanke sneeuw’ als stijlfiguren niets aan te merken valt. En toch laat een of ander spottend duiveltje me denken: dus niet in de taal van onze schoonmoeder.
Iets dramatisch, zelfs huiveringwekkends, heb ik ook voor u, en daarmee zitten we in de dagbladen: ‘Vertwijfeld, verschrikt, volkomen perplex keken ze elkaar aan op het ereterras in de Alkmaarse Hout. De mensen in de driedelige kostuums, de genodigden, de burgemeesters van Zaanstad en Alkmaar. Want was dit nu AZ?’ (voetbalploeg - MCG) Vanwaar die vertwijfeling, die volslagen wanhoop bij die driedelige heren? Welnu, ik zal u niet langer in spanning laten. Volendam had één minuut voor het einde in de voetbalwedstrijd tegen AZ gelijkgemaakt... Als we het geheel nog eens rustig overzien, moeten we tot de slotsom komen dat het nog betrekkelijk goed is afgelopen. Geen agressie, geen massale rouw- en smartbetuigingen, geen zelfmoorden; zelfs met de driedelige kostuums schijnt niets gebeurd te zijn. En nu moet u niet denken, dat ik het voetbal op de hak neem; ik vind het een goede sport en een spannend kijkspel, maar het angstaanjagende begin van dit bericht had mij iets geheel anders doen verwachten.
‘Tot de landen die de Nixons geschenken gaven en die nu vermist heten te zijn, behoren Ghana, India, Indonesië...’ Gaat u nu niet zoeken naar Ghana of India; die landen zijn er heus nog wel, al heten ze vermist te zijn. De schrijver van dit bericht heeft zich nodeloos ongerust laten maken.
En een bericht dat vooral studenten tot bescheidenheid zal manen: ‘De groep van 16, die naar Nederland wil komen, bestaat niet alleen uit intellectuelen. Ook enkele ambachtslieden, studenten en kelners maken er deel van uit.’
Die bescheidenheid komt niet tot uiting in de rubriek van een stadschroniqueur, die overigens in hoofdzaak de kroniek van eethuisjes bijhoudt. Hij schrijft: ‘Meent uw Jaap Jorrissen, dat de lezers en lezeressen van deze verukkelijke cursieve kolommen dat menu zelf maar eens moeten gaan proeven.’ Hier is iemand aan het woord die over zijn prestaties meer dan tevreden is, en dat is goed.
U hebt natuurlijk opgemerkt, dat deze zielsgelukkige journalist zijn zin begint met een geheel ongrammaticale inversie. Hij schrijft niet: ‘Uw Jaap Jorissen meent...’, maar ‘Meent uw Jaap Jorissen...’ En dat brengt ons van de sfeer van de humor in die van de bittere ernst. Want onze Jaap Jorissen staat in dat eigenaardige taalgebruik niet alleen, zij het dan dat hij het in vrijwel iedere zin volgt. Het gebruik stamt, als wij goed zijn ingelicht, uit de jaren '30 en is afkomstig uit de Verenigde Staten. Origineel is het dus allesbehalve. Dat neemt niet weg dat zekere journalisten, in het bijzonder (weer) sportjournalisten, er zó gek op zijn, dat ze het in ieder verslag en iedere beschouwing van enige omvang tenminste eenmaal opnemen: ‘Want zei Ruud Krol: “We hebben ongelukkig gespeeld”’; ‘Voegde hij hier na afloop van de wedstrijd nog aan toe: “bovendien ziet het er naar uit...”’
Je vraagt je af, waarom ze die onzin jaar in jaar uit volhouden. Origineel is het allerminst, hebben we gezien. Willen ze duidelijk laten uitkomen dat ze over sport schrijven? Weinig waarschijnlijk, want - al vallen er ook nogal eens gewonden - een sportverslag is in het algemeen wel te onderscheiden van een bericht over een verkeersongeluk, en zeker van een muziekrecensie of de burgerlijke stand. Beroepsdeformatie mag ik het niet noemen, Omdat het maar bij een bepaalde groep sportjournalisten voorkomt, maar aanstellerig vind ik het wel.
Ik worstel met de vraag of je een hol kunt oprollen. Een hol lijkt een lege ruimte, en kan die opgerold worden? Als ik de krant moet geloven wèl, want daarin lees ik ‘Speelhol opnieuw opgerold’, dus het moet al eens gebeurd zijn.
En ‘dank zij’, dat weet u, is bezig voorzetsel te worden: ‘Dankzij het snel ingrijpen van de brandweer kon erger worden voorkomen.’ Zo gaat dat. Vroeger een substantief plus aanvoegende wijs: dank zij hem - laat ons hem danken. Daarmee verandert wel de naamsvalsvorm, maar daar komen we wel overheen.
M.C. Godschalk