Kokhalzen
Door omstandigheden ben ik voor mijn informatie minder op het gedrukte woord aangewezen en meer op radio en televisie. Het valt me op dat het taalgebruik bij sprekers steeds slechter wordt. Mensen die door ontwikkeling of functie over een behoorlijke spreekvaardigheid zouden moeten beschikken, schieten ernstig te kort. Men kwaakt er maar rustig op los. Inhoudelijk is het meestal nog wel te volgen, maar de vorm is erbarmelijk.
Vele ministers (en hun woordvoerders/sters!), andere politici, vakbondsleiders, hoogleraren, artsen, radio- en televisiejournalisten, noem maar op, ze geven een gesproken Nederlands ten beste, dat meer weg heeft van beginnend kokhalzen. Die indruk wordt gevestigd door het volkomen overbodige gebruik van talloze ‘eh's’ en ‘uh's’, alsof het een schande is zichzelf even door een denkpauze te onderbreken, een pauze die per se opgevuld schijnt te moeten worden met ‘eh’ of ‘uh’, of zelfs ‘áh’, maar dit laatste alleen in kringen waar ‘tennis’ als ‘tannis’ wordt uitgesproken. Zo kan men zelfs ‘daftig’ kokhalzen.
De gewoonte is duidelijk besmettelijk, zodat ik niet aarzel van een modekwaal te spreken. Zelfs min of meer vlotte sprekers zijn erdoor aangetast. Zij onderbreken hun zinnen niet met op zichzelf staande eh's, uh's en àh's, maar hebben deze keelgeluiden geïntegreerd. Een zin als: ‘Het plan is ontworpen door de architect van de gemeente X, die er dit van gemaakt heeft’, klinkt dan als: ‘Utte.. plan isse... ontworpen dore... de architect vanne... de gemeente ikse.., dieje... er ditte... van gemaakt heefte... ja’.
Het is werkelijk bar en boos. Zouden de media er gezamenlijk iets aan kunnen doen, bijvoorbeeld door alvast zelf het goede voorbeeld te geven, door