4 × 20 + 10 + 8
Bij het schriftelijk vastleggen van het getal 38 schrijven we... in het Nederlands het cijfer dat je als tweede hoort op de eerste plaats, het cijfer dat je als eerste hoort op de tweede plaats, aldus de heer Smits van Oyen in een eerder nummer van Onze Taal. Hij wijst er verder op dat deze handeling voor bijna alle anderstaligen een bron van veel vergissingen is. Dit zal wel niemand in twijfel trekken. Ik weet echter niet of het juist is daaraan toe te voegen: ‘Natuurlijk is voor een Nederlander dit gevaar minder groot, maar denkbeeldig is het naar mijn mening niet’.
Wat voor een Nederlander opgaat kan ik als vreemdeling uiteraard niet beoordelen. Toch ben ik de mening toegedaan dat men de macht van het automatisme niet mag onderschatten. Eens zei ik tegen een Duitser: ‘Wat zijn jullie toch rare mensen! Jullie denken acht und dreissig, maar jullie schrijven dreissig acht’. - ‘Ja,’ antwoordde hij, ‘je hebt volkomen gelijk. Maar heb je er ooit aan gedacht dat jullie Fransen, om de onschuldige combinatie 98 uit te drukken, quatre-vingt-dix-huit zeggen, wat op een vermenigvuldiging (4 × 20) gevolgd door optelling (10 + 8), neerkomt?’
Zo is het inderdaad (behalve misschien in België en Zwitserland), en toch kan en mag ik als Fransman de verzekering geven dat wij aan de telefoon zonder de minste aarzeling een negen en een acht draaien. Van optellen is in de verste verte geen sprake. Waarom zou het gevaar dan minder denkbeeldig zijn bij de Nederlander, terwijl het ‘probleem’ waarvoor hij staat (omzetting van eenheid en tiental) zo veel eenvoudiger ligt?
P. Brachin, Parijs.