Onbekende zegswijzen II
In het oktobernummer van vorig jaar heeft de redactie aan de lezers van Onze Taal gevraagd onbekende of in onbruik geraakte zegswijzen op te sturen. Hoewel een lezer schreef dat onbekende zegswijzen hem onbekend waren, kreeg de redactie toch talrijke inzendingen binnen. In het januarinummer is de eerste reeks gepubliceerd. Hier volgt de tweede en voorlopig laatste reeks.
1. Dat is me niet aan het hart gewassen.
(Gemakkelijk van iets afstand kunnen doen)
2. Dat is de mond getergd.
(Als men een kleine versnapering krijgt aangeboden - in de familiekring uiteraard - die zó klein is dat ze, alvorens men haar goed heeft geproefd, in de maag is verdwenen, zegt men: Dat is de mond getergd)
3. Elke gek het zien gebrek. Ain scheelt 't aan pokkel, een aander aan bek.
(Heb niet te veel kritiek op elkaar, op een ieder valt wel wat aan te merken)
4. Lege kisten geven twisten.
(Over een kleine erfenis raken de erfgenamen eerder slaags dan over een grote)
5. Jouw wil staat achter de deur.
(Als ouders kinderen hun zin niet willen geven)
6. Verre weiden lijken groen.
(Als iemand meent ver van huis en haard meer kans op fortuin te zullen hebben)
7. Zij is toch zo'n hempje-raak-mijn-gatje-niet.
(Zo gauw op haar tenen getrapt, gauw aangebrand)
8. Hij vliegt op als een bosje vlooien.
(Is heel opvliegend)
9. Hij loopt op Limburgs spoor.
(Hij heeft O-benen)
Tot slot nog enkele zegswijzen die geen toelichting nodig hebben:
10. Gehad en geweest is een lelijk beest.
11. Van 'n hebber kan je geen gever maken.
12. Zij is zo gemeen als goed van twee centen de el.
13. Doe maar net of je thuis bent, dan neem je vast niet te veel.
14. Bijt me maar niet, ik heb een leeuwtje in mijn zak.
J.R.