Hebt u al gebarbekot?
Van het uitheemse woord ‘barbecue’, vaak ten onrechte (tegenwoordig zegt men ‘onterecht’) als ‘barbeque’ gespeld, heeft men een werkwoord gevormd ‘barbecuen’. De vraag kan dus luiden: ‘Hebt u al gebarbecued?’ Maar ruim een eeuw geleden zou men de vraag gesteld hebben: ‘Hebt u al gebarbekot?’
U wilt bewijzen? Goed, ik citeer: ‘Nadat wij kaap Barina een weinig voorbijgezeild waren, ontwaarden wij een groep Guyaansche Indianen, welke hier, rondom een groot vuur, druk bezig waren met visschen te barbekotten’. En enige regels verder: ‘De vrouwen onthaalden mij op heerlijke broodnoten, gebarbekotte visch, en peperpot...’ Deze citaten zijn ontleend aan een artikel van J.G. Swaving (1784 tot ná 1830), voorkomend in Nederlansch Dicht en Ondicht der Negentiende Eeuw, bijeenverzameld en gerangschikt door Dr. J. van Vloten, Oud-Hoogleraar te Deventer. Bloemlezing uit het Nederlandsche Proza; voor hooger en middelbaar onderwijs, voor Rederijkers, en allen die in de Vaderlandsche Letteren belang stellen. Tweede, verbeterde en vermeerderde druk. Deventer, A. ter Gunne, 1870.
In dergelijke oude boeken snuffelen levert ook overigens merkwaardige resultaten op. Men hoort soms klagen over door leerlingen gemaakte fouten als: hij stool, bevool, zworf, storf, enz. Wat dan te denken van vormen als: ‘... dat zij in de aarde bediedven’ (J.H. Halbertsma, 1789-1869), of: ‘Beets verkierf het met kwaad te spreken van Tollens’ (C. Busken Huet, 1826-1886)?
Wedden, dat over honderd jaar de bovengenoemde