Nogmaals loyalisten
De bijdrage van de heer L. Beheydt uit Leuven en in het bijzonder de redactionele toevoeging en verwijzing naar het dagblad Trouw van december 1977 als zou de benaming loyalisten voor de dissidenten in de CDA-fractie als taalvervuiling moeten worden aangemerkt, geeft aanleiding tot enige reactie.
Van de opstelling van de (oorspronkelijke) zes ‘andersdenkenden’ in de CDA-fractie werd door de vroegere CDA-fractievoorzitter mr. A.A.M. van Agt, voor het eerst publiekelijk gewag gemaakt in de zeer vroege ochtend van 29 november 1977, na een langdurig beraad binnen die fractie over het (ontwerp-)Regeerakkoord CDA-VVD. Meegedeeld werd, dat zes leden van de fractie te kennen hadden gegeven ‘geen parlementaire binding te willen aangaan met een kabinet, waarvan de uitgangspunten van het te voeren beleid gevonden worden in het gesloten Regeerakkoord’. Met grote nadruk werd tevens onderstreept - en in de op 16 januari 1978 uitgesproken Regeringsverklaring werd dit herhaald - dat de betrokkenen de totstandkoming van het te vormen kabinet wilden bevorderen noch beletten, maar dat zij het kabinet in loyaliteit zouden beoordelen op zijn daden. De betrokkenen zouden ‘het te voeren beleid constructief beoordelen, zulks mede in het licht van de loyaliteit binnen de fractie in het verband waarvan de op de CDA-lijst gekozenen hun parlementaire functie uitoefenen’ - aldus de CDA-fractievoorzitter.
Het nieuws uit het fractieberaad - te weten de opstelling in loyaliteit jegens het nieuw te vormen kabinet - werd door het ANP gebracht met gebruik van het woord loyalisten. Dit gevleugelde woord, zo werd later in een aantal CDA-publikaties vastgesteld, werd ‘eenmaal onwillekeurig in een bericht gebruikt en zo kwam het ook in het radio- en tvjournaal terecht’. Evenwel - het woord loyalisten werd niet onwillekeurig gebruikt. Een aantal overwegingen gaf de doorslag voor het gebruik van deze aanduiding voor de ‘andersdenkenden’:
- Fractievoorzitter Van Agt benadrukt hun opstelling in loyaliteit tegenover het te vormen kabinet
- Het woord ‘dissidenten’ - volgens Van Dale andersdenkenden inzonderheid in godsdienstige zaken - was op hen niet van toepassing
- Het woord ‘afvalligen’ kon niet worden gebezigd omdat zij niet uit de fractie waren getreden
- Het woord ‘dwarsliggers’ zou meer be- en veroordelend zijn dan constaterend en
- Van de benaming van een ‘groep-Aantjes’ kon geen sprake zijn omdat duidelijk was dat van groepsvorming niets was gebleken. Er was sprake van individuele beslissingen.
Waarom, tenslotte, royaal als bijvoeglijk naamwoord en bijwoord, royaliteit en royalist beide als zelfstandig naamwoord wel een zuiver taalgebruik zou zijn (zie Verklarend Handwoordenboek Koenen, Endepols en Heeroma) en dit bij loyaal, loyaliteit en loyalist taalvervuiling zou zijn is onduidelijk.
D.J. Hoekstra, Den Haag.