Normalisatie van taal
In een overheidsdienst, die in den lande nogal bekendheid geniet, moest een ‘house style’ ingevoerd worden. Niet alleen het formaat papier, het vignet, de kleuren van de deuren en de titelpagina's van de publikaties, ook de taal moest het eigen gezicht van deze overheidsdienst verraden.
Het grind werd verboden, iedereen moest voortaan de grind gebruiken, hetzelfde lot onderging het idee, dat als verplicht lidwoord de kreeg. De voorkeur ging uit naar de: de deksel, de aanrecht. De reden? ‘Het klonk zo raar, de klonk fris en modern’.
Een tweede taalkundige normalisatie gold ‘je kunt en u kunt’, dat ‘je kan en u kan’ moest worden. De reden hiervan: ‘Je kunt, u kunt, kun, kun, dat klinkt zo gek. Kunne is ook zo'n vreemd woord. Je kan is modern’. Maar wel koos men voor ‘je zult’, want ‘je zal’ dat klonk enz.
Bij de derde ingrijpende maatregel werd ik, de neerlandicus, te hulp geroepen. Moest bij ‘proeftuin groot fruit’ en ‘proeftuin klein fruit’ groot fruit en klein fruit nu aan elkaar of los van elkaar geschreven worden? Voorwaar, de vorige twee taalnormalisaties vielen in het niet bij dit wereldschokkende probleem, waar de deskundige bij moest komen.
Wat heeft het onderwijs deze mensen, gewone burgers en taalgebruikers, wel wijsgemaakt, dat ze spelling belangrijk vinden, maar zonder meer rigoureus in taalgebruik ingrijpen?
H. Lamers, Wageningen