taal, het Nederlands, beperken. Bottema verdeelt de bijvoeglijke naamwoorden in twee klassen. De autologische bijvoeglijke naamwoorden zijn die adjectieven a waarvoor geldt:
‘a’ is a
en de heterologische de andere. Zo is bijvoorbeeld het adjectief ‘meerlettergrepig’ autologisch, en het adjectief ‘onuitsprekelijk’ heterologisch. Van een woord als ‘suiker’ heeft het geen zin te vragen of het autologisch of heterologisch is, want ‘suiker’ is geen adjectief.
De paradox zou nu ontstaan door te vragen of het adjectief heterologisch heterologisch is. We moeten dan dus de waarheid bepalen van de zin
‘heterologisch’ is heterologisch.
Maar deze zin is even onzinnig als: - suiker is heterologisch - want de onderwerpen van deze beide zinnen zijn géén bijvoeglijke naamwoorden. De manier waarop de aanhalingstekens de paradox verhinderen lijkt op de manier waarop Bertrand Russell de logische paradox oploste. De aanhalingstekens maken dat de woordsoort verandert, zodat het begrip heterologisch er niet langer op van toepassing kan zijn.
H. Brandt Corstius, Bloemendaal.