Communicatiegestoord
De opmerking van het echtpaar Schepel (Onze Taal, januari 1978), dat de samenstellingen van zelfstandig naamwoord + bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord + verleden deelwoord en bijvoeglijk naamwoord + verleden deelwoord niet door elkaar gehaald mogen worden, lijkt mij volkomen juist. Ik zie echter niet in dat dit een argument oplevert tegen mijn stelling uit het oktobernummer. De essentie daarvan blijft overeind, en die was, kort samengevat: Woorden als ‘watergekoeld’ en ‘golfgedragen’ komen als vanzelf tot stand, en klinken voor het ongespitste oor ook niet verdacht, omdat er al zoveel woorden bestaan die een overeenkomstig woordbeeld vertonen. Iemand die niet of nauwelijks van het bestaan van een Genootschap Onze Taal op de hoogte is, zal zich niet gaan afvragen of het eerste lid van de samenstelling nu een substantief of een adjectief is. Als hij dan bovendien tot de ontdekking komt dat het enige alternatief voor ‘golfgedragen’ is: ‘door één of meer golven gedragen’, dan is zijn keuze niet moeilijk. ‘Precipitatiegehard’ is inderdaad nauwelijks korter dan ‘door precipitatie gehard’. Toch schrijven Nederlanders het, omdat hun taalgevoel, dat ze ongetwijfeld hebben, niet waarschuwt dat er iets mis zou zijn.
Het enige argument dat de Schepels à charge aanvoeren, is het bekende: als je dit toestaat, moet je de rest ook goedkeuren. Ik vind dat deze redenering niet opgaat. Vergelijk de volgende passage eens met die van de Schepels:
‘Als je de woorden doodgeboren en langverwacht goedkeurt, moet je een heleboel andere ook toelaten. Sta mij toe er een paar te noemen: De zwaarbevallen moeder met het zwartgeboren kind; het nieuwgekochte pak; de jonggeleerde kunstjes; het laagbejaarde meisje enz., enz.’
Ik zie de taal als een soort Lego-bouwdoos, waarvan de bouwstenen op een willekeurige wijze aan elkaar gezet kunnen worden, maar alleen die kombinaties leiden tot het beoogde doel (communicatie), die logisch en zinvol opgebouwd zijn. Ik kan met de beste wil van de wereld geen zin bedenken waarin ‘tangverlost’ een zinvolle mededeling inhoudt. Daarom hoeft dit woord van mij ook niet. Maar ik hoef het ook niet af te keuren, gewoon omdat dat volkomen overbodig is.
Overigens pretendeer ik niet dat ik met de Legotheorie een definitie gegeven heb van wat goed Nederlands is. Ik vraag me af of een dergelijke definitie wel bestaat. Het lijkt me daarom bijzonder interessant om de lezers van Onze Taal de vraag voor te leggen: Aan welke kriteria moet een woord voldoen om goed Nederlands te zijn?
J. Bak, Delft.