Gallicismen
In de N.C.R.V.-Gids van 2 april j.l. meent Drs. G.J. Snaauw te Leusden, dat prof. R. Bakker in datzelfde blad z.i. slechts één gevaar aanwijst dat onze taal bedreigt, ‘nl. het ten onrechte gebruiken van Engelse woorden.’ Hij wijst wat dit betreft op de lopende jaargang ELECTRONICA van de TELEAC als een schreeuwend voorbeeld van hoe het niet moet! Maar nog veel bedreigender dan de Engelse ziekte acht hij het Franse gevaar. Ter verduidelijking geeft hij enige voorbeelden. Dat zijn dan een negental zeer gangbare werkwoorden, die we stellig zonder moeite door Nederlandse equivalenten kunnen vervangen: accepteren (aanvaarden, aannemen), citeren (aanhalen), arriveren (aankomen), attenderen (attent maken, de aandacht vestigen), feliciteren (gelukwensen), creëren (scheppen), participeren (aandeel nemen, deelhebben), constateren (vaststellen), repareren (herstellen). De schrijver verklaart niets tegen de Franse taal te hebben, integendeel, hij vindt het de mooiste van de vreemde talen, maar dat hij blij is geen Nederlandse woorden in een Frans boek te ontmoeten. Maar zegt hij het gekke is dat wij zelf denken met Nederlandse woorden te doen te hebben. En dat wij daarom dit gevaar minder onderkennen dan dat van de Engelse ziekte. En dat men als we Van Dale zouden zuiveren van onnederlandse woorden (vooral Franse en Engelse) er minder dan de helft van zou overblijven en het daardoor voor meerderen te bekostigen zou zijn. De scribent besluit met vast te stellen, dat artikeltjes tegen taalvervuiling niet helpen, maar dat er iets gedaan moet worden. En als - zoals wel in andere landen geschiedt - de overheid niets doet voor het behoud van ons hoogste cultuurgoed, er een werkgroep moet worden gevormd. Hij roept medewerkers op en wil de N.C.R.V. er een uitzending aan doen wijden.
Wij menen dat het onmogelijk is en wetenschappelijk niet verantwoord deze Franse invloed op onze taal, die als gevolg van staatkundige, literaire en (cultuur)historiese contacten al uit de middeleeuwen dateert en in de daarop volgende eeuwen onverminderd bleef bestaan, ongedaan te maken of zelfs te reduceren. Het zou o.i. zelfs een verarming van ons Nederlands betekenen. Zo zegt Jan te Winkel, dat aanbieden i.p.v. presenteren wat stijf zou klinken; evenals briefzakje voor enveloppe, regenscherm voor paraplu, inzameling voor collecte. Woorden als kleineren, halveren, waarderen, waarin de Franse uitgang -er vermeerderd met de Nederlandse uitgang van de werkwoorden, illustreren een aan het Frans ontleend middel tot woordvorming en zijn niet meer uit onze taal weg te denken. Wij denken aan het woord filosoferen, dat we met eigen taalmiddelen alleen maar zouden kunnen omschrijven: wijsgerig bezig zijn en dat dan een veel enger terrein zou bestrijken. Een woord als elegant drukt een andere nuancering uit dan ons simpele sierlijk.
Dat de heer Snaauw in Franse boeken geen Nederlands woord tegenkomt, is geen wonder, want er bestond als gevolg van de onderlinge verhouding van beide talen en culturen geen wederkerige beïnvloeding, behoudens een enkel geval van overnemen: colza, ons koolzaad; vilebrequin, vlaams wielboorken.
De door de heer Snaauw gebezigde termen: zuiveren en taalvervuiling achten wij taalwetenschappelijk onjuist en onverantwoord, vanzelfsprekend met de restrictie dat een overwoekering van onze eigen taal door vreemde elementen zijn grenzen moet kennen. Maar isoleren van de eigen taal van andere, vooral aangrenzende talen zal even onmogelijk blijken als zich afsluiten van andere volken. Door vroegere handelscontacten hebben wij zelfs uit het Russisch overgenomen een woord als kabeljauw of bakeljauw. Stellig mogen, ja zelfs zijn we aan onze eigenheid als volk verplicht onze moedertaal hoog te houden en te cultiveren, maar dan wel op een verantwoorde manier.
G.J. Uitman, Zeist