Moeders
Mag ik de aandacht van de lezers eens vragen voor een stukje taal, waaraan nooit veel aandacht is besteed, maar waarmee zeer veel mensen vaak op de aangenaamste manier te maken hebben (gehad)?
Ik bedoel de zegswijzen of uitdrukkingen die vooral onze moeders vroeger gebruikten, die het nooit tot echt spreekwoord hebben gebracht, maar die ons eigenlijk erg veel vertellen over de gedachtenwereld en de eigenlijke manier van leven van de mensen van 50 à 60 jaar geleden. Zij stonden op goede voet met O.L. Heer en waren bepaald niet bang voor hem (O.L. Heer is geen kniesoor) en stonden vrij laconiek tegenover hun kinderen (Als je je eten niet blieft, zet je het maar zeven voet van je; dan verveelt je de reuk ook niet). Ze waren nog al spotziek (Als Jantje dan geen professor kan worden, dan wordt hij misschien wel koffiehuisknecht), niet het minst tegenover hun eigen dochters (Twee en dertig stappies op een stikkebordje en Zo kind, nu kan je weer voor de kramen langs), maar zeker ook tegenover zichzelf. (Met een schaartje van vijf groot houdt zij al haar kindertjes knap). In vele jaren radio heb ik nog al wat van deze uitdrukkingen verzameld en soms interessante ontdekkingen gedaan. Moeders gaven op de kindervraag ‘Wat eten we?’ blijkbaar nooit een redelijk antwoord. Maar de moeder die steevast zei: ‘Hanepoepstippeltjes’ had er geen idee van, dat reeds lang daarvoor de uitdrukking: ‘Een haneëi op een stikkebordje’ bestond. Wie er aan begint, ontdekt gauw dat het belangrijker is dan het lijkt, vooral omdat er uit blijkt, dat wij een wel wat verwrongen beeld hebben van de mensen van toen.
J. van Vonderen, Utrecht.