Een kanjer is het niet
Het Nederlands in Vlaams-België vertoont soms opvallende syntaktische afwijkingen tegenover het taalgebruik in Nederland. Ook daarmee heeft dr. Veering zich beziggehouden (Vlaams Filologencongres, Brussel (1959), ‘Het Zuidnederlands taaleigen voor het Noordnederlands taalgevoel’).
Veel syntaktische verschijnselen in het Nederlands in Vlaams-België worden terecht beschouwd als letterlijke vertalingen uit het Frans (gallicismen), die gemakkelijk te verklaren zijn door historische en sociologische faktoren. Toch gebeurt het dat syntaktische overeenkomsten met het Frans onterecht als gallicismen worden geïnterpreteerd. Zo noemt M. van Nierop een zin als Ik weet niet als de trein al vertrokken is een kanjer van een gallicisme naar de Franse zin Je ne sais pas si le train est déjà parti (Taaltuin De Standaard 24/6/76 en 9/7/76). De auteur erkent dat hem dergelijke konstrukties in Vlaams-België nog niet waren opgevallen, voor prof. dr. H. Brugmans hem erop attent had gemaakt. Toch zijn dergelijke bijzinnen met inleidend als i.p.v. of niet zo ongewoon in het Nederlands van mensen die een dialekt spreken uit de westelijke helft van Vlaanderen. Ik heb de indruk dat ze vaker gezegd dan geschreven worden. Toch schrijven eerstejaars die Nederlands studeren aan de Gentse universiteit: De vraag blijft echter open als men dergelijke situaties helemaal kan beschrijven. - Men kan zich afvragen als een eenheidstaal noodzakelijk is. - Het is in de eerste plaats de betekenis die uitmaakt als een woord al dan niet tot de Nederlandse taal behoort. Niet het Frans is rechtstreeks verantwoordelijk voor dergelijk foutief gebruik van als, maar wel het dialekt. Uit een kleine enquête is namelijk gebleken dat in de dialekten van West-Vlaanderen en de erbij aansluitende helft van Oost-Vlaanderen fonetisch geen verschil wordt gemaakt tussen het Nederlandse dubitatieve, grammatikaal-verbindende of en het Nederlandse konditionale als.
Hij heeft me gevraagd o'k (on'k) meega(an) - O'k (on'k) thuisblijve(n), kan ik beter werken.
Ik heb hem gevraagd ot-ie meegaat - Ot - ie thuisblijft, zal hij wat meer tijd hebben.
Ik heb haar gevraagd o-se meegaat - O-se thuisblijft, zal ze wat meer tijd hebben.
Ik heb hen gevraagd on-ze meegaan - On-ze thuis blijven, zullen ze wat meer tijd hebben.
Wie zo dialekt spreekt, moet bij het overschakelen naar het Nederlands weten dat de dialektvorm een dubbele Nederlandse waarde heeft.
Soms doet hij niet de juiste keuze, wat dan leidt tot als i.p.v. of in het Nederlands. Formuleringen als de vraag als..., niet weten als... lijken ons niet geslaagde pogingen om van een dialektvorm over te gaan naar het Nederlands. Het zijn dan ook geen gallicismen en zeker geen kanjers van gallicismen. Dat wordt onrechtstreeks ook bewezen door het voegwoord as als ‘voegwoord in dubitatieve objektzinnen’ in Enkhuizen (zie Jo Daan in Fryske Studzjes oanbean oan Prof. Dr. J.H. Brouwer, 1960, 345-349), waar zeker niet aan Franse invloed kan worden gedacht.
St.-Amandsberg
V.F. Vanacker