mogen de volgende praktijkproblemen dienen.
Door de Stichting Bouwresearch te Rotterdam is een commissie ingesteld om de termen te ordenen en te definiëren die gebruikt worden bij de organisatie van bouwprojecten. Doel daarbij is meer eenheid te verkrijgen en daardoor tot efficiënter voorbereiden en begeleiden van het bouwen te komen. Twee termen die daarbij aan de orde komen, zijn plan en schema. De commissie wil de behandelde termen in samenhangende groepen, schematisch weergegeven in de zgn. woordbomen, en niet alfabetisch behandelen en heeft daartoe een voorstel ter discussie gesteld.
Commentaar daarop verwees naar Van Dale. Voor de ‘bouwtermencommissie’ is een plan ‘een informatiedrager, die het toekomstige gewenste verloop van een specifiek proces, of de samenstelling van een specifieke zaak beschrijft. Voorbeelden: bestek, tijdschema.’ Eén instelling reageerde als volgt op het ter tafel gelegde voorstel: ‘Naar onze mening dient bij het opstellen van dergelijke bomen niet te worden afgeweken van de rangorde welke het algemeen gebruik aan woorden en begrippen heeft toegekend.
Het opstellen van woordbomen impliceert immers dat een bepaalde rangorde aan de daarin opgenomen woorden of begrippen wordt toegekend. Zo is op bladzijde 30 en 31 het begrip “schema” ondergeschikt gemaakt aan het woord “plan”.
Slaat men de grote Van Dale, uitgave 1961, op dan is daaruit juist het omgekeerde af te leiden. Immers daarin staat:
plan: - ontwerp, aangevende de manier waarop iets moet worden ingericht en ten uitvoer gelegd.
- ontworpen stelsel volgens hetwelk men iets wil doen.
- opzet, voornemen tot iets.
schema: - getekende voorstelling die een vereenvoudigd of generaliserend beeld geeft van een inrichting, samenstelling of werking.
- geheel van hoofdpunten of alg. begrippen met behulp waarvan men verschijnselen, gebeurtenissen of handelingen ordent of overzichtelijk maakt, of dat als leidraad dient.
nbsp;
Het lijkt de subcommissie niet juist van de algemeen erkende rangorde, zoals die in Van Dale is opgenomen, af te wijken bij het opstellen van woordbomen.’
De rapporteur van de bouwcommissie, verder aangeduid als A22, heeft daarop het volgende, verhelderende en interessante commentaar geleverd. Zowel de rol van Van Dale, als het systematisch en samenhangend definiëren, en tenslotte het stuiten op ‘ontbrekende’ termen komen hierin goed naar voren.
Evenzo commentaar B waarin kritiek wordt geleverd op de woordbomen. Zoals nu ook in de herschreven Gebruiksaanwijzing wordt duidelijk gemaakt, worden de woordbomen a.h.w. automatisch afgeleid uit de definities. Kritiek op een woordboom is dus steeds kritiek op de definities. Commentator B meent dat soms een algemeen erkende rangorde van begrippen, zoals opgenomen in Van Dale, geweld wordt aangedaan. Als voorbeeld worden Plan en Schema genomen: A22 zou schema ondergeschikt maken aan plan, terwijl uit Van Dale af te leiden zou zijn dat plan ondergeschikt is aan schema. Tegen die zienswijze is een aantal argumenten aan te voeren.
Ten eerste. Van Dale over schema: kern is dat het een vereenvoudigde voorstelling is (in woord of beeld), zonder relatie tot tijd. Plan daarentegen is gericht op de toekomst, maar kan een zeer gedetailleerde voorstelling daarvan geven, is dus niet noodzakelijkerwijs vereenvoudigd. Voorzover men een tijdloze aanduiding als bovengeschikt zou willen kiezen, zou dat voor plan eerder zoiets als voorstelling zijn. Een algemeen erkende rangorde tussen schema en plan lijkt dus, moeilijk uit Van Dale af te leiden.
Ten tweede. Wat bedoelt commentator B met rangorde, en in samenhang waarmee, met ondergeschikt? In het bovenstaande zijn deze begrippen gebruikt alsof dat juist was, maar dat dient nader te worden onderzocht. In A22 zijn deze begrippen niet gebruikt. Wel is er breedvoerig gediscussieerd over de noodzaak ‘algemene’ woorden onderhanden te nemen, omdat daardoor het definiëren van de schijnbaar zo gemakkelijke ‘specifieke’ woorden pas goed mogelijk werd. Het verschil tussen algemeen en specifiek werd dan onderzocht met constateringen zoals bijvoorbeeld: iedere baksteen is een steen, maar niet iedere steen is een baksteen. Conclusie: steen is een algemener woord dan baksteen. In die zin kan men binnen A22 spreken van de begrippen rangorde en ondergeschikt. Maar commentator B bedoelt waarschijnlijk andere rangorden want schema en plan hangen geenszins samen zoals steen en baksteen, zoals een invuloefening leert. Het speculeren op wat commentator B bedoelt valt buiten het kader van dit commentaar.
Ten derde. Nauwkeurige lezing leert dat A22 schema niet heeft ondergeschikt gemaakt aan plan, maar tijdschema aan tijdplan. A22 heeft gemeend dat tijdschema in de bouw altijd toekomstgericht is en dat dit niet in de term zelf tot uitdrukking hoeft te worden gebracht. Zo is het nu eenmaal in de bouw. Als zij het woord schema had gedefinieerd, had het nimmer het woord plan als uitgangswoord gehad. Niettemin zou het mooi zijn vanuit het oogpunt van een soort ‘woordlogica’ als er zoiets zou bestaan als ‘tijdplanschema.’
Op dezelfde systematische basis wordt aan de Technische Hogeschool te Eindhoven door enige studenten gewerkt aan definiëring van termen uit de elektronische energietechniek, Dit naar aanleiding van de Commissie Modernisering Leerplan Elektronika en Elektrotechniek, die voor het opstellen van leerplannen op diverse niveaus van technisch onderwijs graag beschikt over goede en algemeen geldende begrips-omschrijvingen van de gebruikte vaktermen. Pas wanneer ze samenhangend behandeld worden, blijkt hoe moeilijk het is om goede, elkaar uitsluitende definities te geven van begrippen als lijn, kabel en leiding. Tevens blijken de meeste elementaire begrippen, zoals stroom, het moeilijkst te definiëren. Toch moet men weten wat stroom is, voor men de draaistroomgenerator van de wisselstroomgenerator kan onderscheiden. Het is overigens voor de betrokken elektrotechnici verhelderend om te ervaren dat zoiets elementairs voor hun vak als stroom zo moeilijk te omschrijven is!
Wat in het algemeen geconstateerd moet worden, is de