Ge...
Tijdens het scrabbelen ontstaat verschil van mening over de toelaatbaarheid van het woord ‘gemerk’ als uitdrukking voor het merken van een merklap, het ‘gewerk’ aan zo'n lap. De scheidsrechter (die bij het gescrabbel bepaald nodig is om gekibbel over een woord te voorkomen of op te lossen) brengt het geduld op om een gesprek (een veredeld gespreek) aan de gang te brengen, maar het gepraat leidt tot getwist en gestrijd, het geuit van gedachten is niet voldoende stevig om tot gewissel van meningen te komen.
Ziedaar het vraagstuk: wanneer is de toevoeging van het voorvoegsel ‘ge’ aan de stam van een werkwoord, t.b.v. de vorming van een zelfstandig naamwoord ter vervanging van een infinitief toelaatbaar, wanneer niet?
Waarom zijn op straat gepraat en geschreeuw, gerij en gedraaf wel toegelaten, waarom geldt bij gewandel dat maar half en zijn gestap en gedans toch eigenlijk niet goed evenals gezing, tenzij weer veredeld tot gezang of vervangen door gegalm?
Waarom wel het woord gedoe, maar niet gega of gesta? Is mogelijk irritatie een reden tot acceptatie? Aan tafel is naar het woord gebabbel en geklets ook gesmak en geslobber toelaatbaar, maar geëet of geprik met een vork niet en gedrink ook niet, behalve, nou ja, het gedrink waardoor men niet meer capabel tot rijden is.
Speelt de verhouding tussen meer persoonlijke of algemene actie een rol? Gekus en gezoen in een hoekje is moeilijk als woord te gebruiken, maar wel algemeen bij de ontmoeting met een bruid of op een verjaarspartijtje. En gevrij is er dunkt me meer op een bank in de huiskamer wanneer vader en moeder er bij zijn, dan wanneer het apart gebeurt. Daarom misschien wel gezoek of gesnuffel in laden en tussen kleerhangers, maar geen gesteel daaruit? Hoewel, weer algemeen: dat gesteel en gegap uit voetbalcantines e.d. moest maar eens ophouden.
Veel vragen, wat een gevraag!
B.T. Harmsen, Doetinchem