Variëteit en variété
Op de gijzelaar en de martelaar kom ik, voor 20 ver het van mij afhangt, voorlopig niet terug. Maar Mr. J. Kunst in Amstelveen maakt een opmerking die er wel verband mee houdt. Hij zegt van deze langzamerhand berucht geworden woorden, dat ze een actieve vorm maar een passieve betekenis hebben en dat het tegenovergestelde zich óók voordoet. Als voorbeeld van dat laatste noemt hij ‘bediende’, passief van vorm en actief van betekenis. De dienaar, de diender en de bedienaar dienen of bedienen, maar de bediende wordt niet bediend; hij bedient zelf. Verder noemt hij de ‘bereden’ politie en de ‘bereden’ artillerie, die niet bereden worden maar zelf rijden.
Dat door de heer Kunst gesignaleerde verschijnsel lijkt mij interessant genoeg om er nog even op door te gaan. De twee gevallen die hij noemt lopen niet geheel evenwijdig. De bediende behoort tot de afleidingen van werkwoorden door middel van verschillende achtervoegsels na de stam: minnen - minnaar, bakken - bakker, knoeien - knoeier(d) enz. Van de bediende kun je inderdaad zeggen, dat hij een duidelijk passieve vorm heeft, die bij zijn vak niet past. Meer in het algemeen echter komt het me voor, dat we aan die achtervoegsels niet altijd evenveel waarde moeten toekennen waar het ‘actief’ of ‘passief’ betreft. De grilligheid is daarvoor te groot, al duidt de samenstelling met -er of -aar als suffix achter de werkwoordstam in de regel de handelende persoon aan. Maar met sommige achtervoegsels kun je alle kanten uit. Zie b.v. -(e)ling: de smekeling smeekt, de nakomeling komt na, de sterveling sterft, de volgeling volgt, maar de kwekeling wordt ‘gekweekt’ en de zendeling wordt gezonden. En daaruit kan worden afgeleid, dat dit achtervoegsel geen enkele aanspraak op actieve of passieve betekenis maakt.
Intussen blijft de bediende wel een aparte plaats innemen. Zó apart, dat ik me best kan voorstellen dat iemand zegt: -de behoort niet tot de suffixen achter een werkwoordstam. Dat zou de zaak nog interessanter maken, want dan volgt de vraag: hoe zit het dan wèl in elkaar?
In het geval van de bereden politie hebben we niet te maken met een afleiding van een werkwoord, maar met een bijvoeglijk naamwoord, dat misschien iets uitstaande heeft met het verleden deelwoord van berijden, en misschien ook niet of niet meer. In elk geval naderen deelwoorden en bijvoeglijke naamwoorden elkaar in verschillende opzichten zeer dicht. Kan de bereden politie vergeleken worden, zij het wat in de verte, met begrippen als een luie stoel, een goedkope winkel, een barstende hoofdpijn? Uitdrukkingen, waarin het bijvoeglijk naamwoord indirect gebruikt wordt, niet om iets te vertellen over de zaak of de persoon waaraan het gekoppeld is, maar over iets of iemand anders dat of die wel in enigerlei betrekking tot de genoemde zaak of persoon staat. Een luie stoel is niet lui, maar je kunt er lui in liggen; een goedkope winkel kun je niet altijd tegen een lage prijs overnemen, maar je kunt er de waren goedkoop krijgen; bij een barstende hoofdpijn - als het héél erg is wordt het koppijn - barst de pijn niet, maar je hebt het gevoel dat de hoofd dreigt te barsten. Goed, een bereden agent wordt niet bereden, maar wel het paard waarop hij zit: indirect gebruikt adjectief. 't Is een waag, maar als het niet goed is hoor ik het wel.
Sarie Marais is dood. Ik heb er geen mededeling van gekregen, maar ik maak het op uit een radiobericht. De Herstelde Nationale partij had een demonstratie gehouden voor het huis van Vorster in Pretoria, waarbij de premier beschuldigd werd van ‘uitverkoop van Rhodesië’. Er werden arrestaties verricht, en tot de arrestanten behoorde, aldus het bericht, ook de vice-voorzitter van de partij, Marais. Uitgesproken, in goed Frans: Marès. Vandaar.
Het wegvallen van de grote meerderheid der naamvalsvormen heeft veel mensen hun zekerheid ook omtrent bepaalde verbuigingen ontnomen. Want mèt die naamvalsvormen zou ik in Neerlandia 1976 nr. 3 niet gelezen hebben: ‘Wat wij ook weten is dat wij mensen aan het woord hebben gelaten die door de fraaie expansie van Amsterdam in de verdrukking gekomen zijn, mensen wiens mening niet gehoord wordt...’ En evenmin, in een krantebericht; ‘De mannen, wiens identiteit niet bekend is, maakten zich snel uit de voeten.
Een van de nog steeds over het t.v.-scherm vrachtrijdende Hammonds zei, volgens de ondertiteling, toen ze iemand ontmoette: ‘Ik herinner me u; ik kan u ergens van.’ Het bekende complement (‘Dat ken’) ontbrak helaas.
En toen ik mijn verfleverancier vroeg, of een verzinkt ijzeren hek met gewone ijzermenie behandeld kan worden, verbeterde hij me vol overtuiging en antwoordde: ‘Meneer, die menie is altijd goed, of een hek nou verzonken is of niet.’ Zo zien we maar weer: de taal staat niet stil en de regel, dat nieuwe werkwoorden zwak vervoegd kunnen worden, gaat ook niet altijd op.
We moeten de dingen niet te klein zien. ‘De Randwijk’, een Haags stadsblad, heeft dat begrepen. Het vertelt ons (20-10-'76), dat een Nederlandse pop- of beatgroep (daar wil ik van afzijn) voor z'n topzanger een nummer heeft gecomponeerd, waarmee die zanger wellicht ‘internationaal gaat doorbreken’. En het blad vervolgt: ‘Het wordt tijd! De voormalige Rotterdamse kraanmachinist verdient wereldomspannende waardering.’
Dat wordt dus opletten. Het nummer heet ‘Everyday’. Zeker is zeker. Maar hóé zeker is zeker? De krant aarzelt: ‘Commissaris G. Steenmeijer van de Groninger politie heeft verklaard er zeker van te zijn, dat de moord vrijwel zeker in het pand Almastraat 9, een bovenwoning, gepleegd is.’
De voorzitter van de F.C. Twente heeft de scheidsrechter in de wedstrijd NAC-Twente een thuisfluiter genoemd. De scheidsrechter acht zich daardoor aangetast in zijn eer en goede naam (goede eer en naam, schreef de krant, maar dat daargelaten) en heeft een aanklacht ingediend bij de tuchtcommissie van de KNVB.
Omdat de zaak sub judice is, bewaar ik het stilzwijgen, behalve ten aanzien van de taalkundige verdienste van de voorzitter of van de man die eindelijk een beeldend Nederlands woord heeft gevonden, dat blijkbaar ook naar de mening van die voorzitter de ‘home-referee’ geheel overbodig maakt. Het verdient een plaats in Van Dale.
Mr. M.C. Godschalk