Variëteit en variété
‘Levende Talen’ zegt in een artikel, geciteerd door Trouw, dat scholieren vaak een zeer vertekend beeld van het buitenland krijgen, en wel uit hun leerboeken voor de moderne talen. In de leergang Practical English van 1969 bestaan geen arbeiders; Die Sprache der Praxis, zelfde jaar, brengt politieke problemen niet ter sprake, enz. Jammer dat die Sprache der Praxis, als we Trouw mogen geloven, ook de grammatica wat vertekent. ‘Als zoon Johann (in Duitsland) met een goed rapport thuiskomt, mag hij als beloning per lijnvliegtuig mee naar Zwitserland. In der Schweiz fliegen, zeg je dan in het Duits.’ Helaas, dat zeg je dan niet. Je zegt: in die Schweiz fliegen. Maar ik denk dat we Trouw hier niet mogen geloven. Wat de naamvallen betreft heb je waarschijnlijk nog wel iets aan Die Sprache der Praxis.
Nederlandse journalisten strooien graag een beetje buitenlands doof hun kopij, maar ze morsen er wel wat mee. Zo liet een krant een jongedame, die zes jaar in Engeland had gewoond, verklaren dat ze verzot was op het leven ‘on the country’. Nou, na zes jaar zal ze wel ‘in the country’ hebben gezegd.
En De Tel. (24-8-'76) vertelt ons: ‘Dammers zijn eigenlijk erg onhandige mensen (...) en leven in een heel andere wereld. Uren kunnen ze bezig zijn met een “Coupe Royal” (geen ijs) op de achtste etage van het Elseviergebouw, waar geknokt wordt om de wereldtitel.’ Nee, geen ijs, zoals de schrijver terecht opmerkt, maar een damslag. En daarom ook geen coupe, maar een coup. Een coupe zou bovendien allicht tot ‘royale’ hebben geleid.
Dat alles toont aan, dat er wel een andere reden dan purisme te bedenken is om voorzichtig te zijn met het gebruik van vreemde talen.
Natuurlijk geldt datzelfde als die vreemde talen ons tot oneigenlijk Nederlands trachten te verleiden. Een artikel in De Tijd (20-8-'76) over de Duitse theoloog Rudolf Bultmann geeft daarvan een aantal voorbeelden. ‘Ik denk dat er weinig verschil van mening bestaat over de vraag, welke boeken uit Bultmanns omvangrijke oeuvre als standaardwerken moeten worden beschouwd en welke overige bijdragen als epoch makend kunnen gelden.’ Op het eerste gezicht leek me dat onvervalst Duits. Maar zie, Van Dale geeft z'n zegen aan ‘epoque maken’ en bij epoche verwijst hij naar epoque. ‘Epoch’ kent hij gelukkig net zo min als ik. Tweede voorbeeld: ‘Deze onderzoekmethode ging uit van de vooronderstelling, dat de evangelies een langere ontstaansgeschiedenis achter de rug hebben en eerder moeten worden beschouwd als een collectie van reeds bestaande verhalen en uitspraken dan als eigenstandige literaire werken.’ Met Van Dale komen we er hier niet; die kent dat toch al ongewone woord alleen in de zin van ‘van eigen bodem’ (in het voetspoor van prof. Michels). Dat slaat in dit geval nergens op; uit de samenhang (een verzameling van eigenlijk losstaande verhalen) blijkt trouwens, dat het Duitse ‘eigenständig’, dat ‘op zichzelf staand’ betekent, na verwijdering van de umlaut voor Nederlands moet doorgaan. Derde voorbeeld: ‘De noodzaak van het ontmythologiseren hangt samen met de overtuiging, dat de voorstellingswereld van de evangelies zó sterk verschilt van de onze dat wij een aantal verhalen moeten omduiden.’ Ik heb dat voor mezelf maar vertaald met ‘anders uitleggen’.
Hoe komt het dat de Nederlander zo graag Duits-Nederlands spreekt en schrijft? We zien het verschijnsel vooral ook bij een aantal zelfstandige naamwoorden die zijn afgeleid van werkwoorden met klinkerverwisseling in hun vervoeging: nemen - nam, geven - gaf. De Duitser gebruikt de klinker van de onvoltooid verleden tijd: Aufnahme, Uebernahme, Annahme, Teilnahme enz. Aufnehmung, Uebernehmung, Annehmung bestaan niet en Teilnehmung is verouderd. De Nederlander heeft vaak de keus tussen beide mogelijkheden b.v. deelneming - deelname.
Soms kan daardoor een betekenisverschil worden aangegeven: opname voor film en foto, opneming in andere zin. Dat heeft z'n nut. Waar het om gaat is dat de keus meer en meer valt op overname (van een bedrijf), opname