Onze Taal. Jaargang 45
(1976)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermdNog eens: gijzelaarOnze beschouwingen over de gijzelaar, in het maartnummer, hebben enige reacties uitgelokt. Mr. J.C. van Sandick in Eindhoven wijst erop, dat er twee begrippen ‘gijzeling’ zijn: de wettelijke lijfsdwang, die ten doel heeft bepaalde personen te dwingen tot nakoming van hun verplichting, en de gijzeling bij bijv. krijgshandelingen en door terroristen. In het eerste geval heet de van zijn vrijheid beroofde ‘gegijzelde’; in het tweede (waarop wij, zoals Mr. van Sandick zal hebben begrepen, het oog hadden) ‘gijzelaar’. Degene die de gijzeling laat verrichten of verricht, heeft in geen van beide gevallen een bepaalde naam. Mr. van Sandick meent, dat we het onderscheid tussen die aparte begrippen moeten handhaven. Dat lijkt dan ook handhaving van het begrip ‘gijzelaar’ in de bestaande betekenis in te houden. Mevr. Margot Scheltema in Amsterdam denkt er anders over. Zij acht het voorstel, het slachtoffer voortaan gegijzelde te noemen en de vrijheidsberover gijzelaar, een loffelijk streven, dat alleen maar zuiverend en verhelderend kan werken en niets te maken heeft met volksintelligentie of slordigheid. Of de betekenis van een woord nu in de loop der tijden geleidelijk verandert of op een dag door iemand voorgesteld wordt maakt in principe geen verschil. Het gaat om de toestemming van de taalgebruikers. De publiciteitsmedia moeten afspreken de nieuwe betekenis te gaan gebruiken en iedereen zal daarvan op de hoogte moeten zijn. Uit het algemene taalgebruik zal dan blijken of die betekenis al dan niet aanvaard wordt. Wel moet ieder in staat worden gesteld zijn bezwaren te uiten. Mevr. Scheltema noemt haar gedachte een novum, een experiment dat wellicht voor herhaling vatbaar is, zonder dat men bang behoeft te zijn voor generalisaties in de trant van voorstellen tot afschaffing van alle uitzonderingen op taalkundige regels. De praktijk zal van geval tot geval de doorslag geven. Tot zo ver mevr. Scheltema. De betekenis van woorden kan inderdaad veranderen; daaraan behoeven we niet te twijfelen. Een novum lijkt ons echter niet alleen de procedure die zij voor ogen heeft, maar ook een betekeniswijziging van 180 graden en de kunstmatige ingreep die zo'n wijziging bewerkt. We kunnen niet anders dan waardering hebben voor de originele uitwerking van haar gedachte. Overigens mogen we herhalen wat we in het maartnummer over ‘de omkering van de gijzelaar’ schreven: ‘Als dat iedere moeilijkheid uit de weg ruimt, zou je zeggen: in vredesnaam: 't is een testimonium paupertatis, maar 't helpt.’ En zo'n testimonium blijven we het vinden, want de verwarring is in belangrijke mate te wijten aan de massamedia, waarvan we hadden verwacht dat ze het woord zouden kennen. Nog in de jaren 1940/45 wist iedereen wat een gijzelaar was. Maar wie ons citaat goed leest, moet daar óók in zien dat we, uit praktische overwegingen, ons (enigszins teleurgesteld) zouden neerleggen bij een nieuwe betekenis, als die helpt. Zouden de massamedia de door mevr. Scheltema voorgestelde procedure volgen, dan is voor het algemene taalgebruik de uitslag nauwelijks twijfelachtig: vox populi vox televisionis. Daarbij heeft de vrijheid tot het inbrengen van bezwaren, die trouwens een in hoofdzaak ‘élitaire’ aangelegenheid zou zijn, weinig betekenis. Maar de gedachte van mevr. Scheltema blijft oorspronkelijk.
Tot dezelfde slotsom als zij, maar langs een geheel andere weg, komt een leraar Engels. Het grote verschil is, dat mevr. Scheltema spreekt van een wijziging in de betekenis, terwijl de leraar beweert, dat gijzelaar (en ook martelaar) altijd verkeerd zijn gebruikt. De persoonlijke elementen in zijn brief zijn voor ons een gerede aanleiding om de ‘wij’-stijl, die niet anders dan een ‘ik’-stijl was en waaraan we toch al het land hadden gekregen, meteen te laten varen. Hij stelt prijs op publikatie van zijn brief. Ik maak daarvoor gaarne ruimte in deze rubriek, voor zo ver zijn reactie de kwestie-gijzelaar betreft. De aangebrachte cijfers verwijzen naar mijn commentaar. ‘Waarom schrijft U zo irriterend hooghartig, betweterig en laatdunkend over mensen die wèl met een goede oplossing en argumentering komen? U geeft er géén en draait er omheen.Ga naar eind1) Mr. M.C.G. zou beter moeten weten, maar ja, als ik in een t.v.-uitzending Mr. v. Agt politioneel en justioneel hoor zeggen dan komt dat bij mij over als wanneer bijv. een politieman het verschil niet weet tussen een verdachte en een veroordeelde. Terug naar “gijzelaar”.
| ||||||||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||||||||
enz. enz. enz. Niemand heeft hier moeite mee en misverstand is uitgesloten.Ga naar eind3) Maar acharme, waarom het gemakkelijk gedaan als het moeilijk kan? En: Wat hebben we te maken met taal en verkeerd woordgebruik uit de 15e - 16e eeuw? Toen sprak men van de martelaren van Gorkum.Ga naar eind4) Maar toen was er nog geen Onze Taal en taal léeft toch?Ga naar eind5) Dus waarom bij dit doodsimpele geval zoveel betweterigheid en halsstarrige eigenwijsheid en dwarszitterij?Ga naar eind6) Waarom sleept U er buitenlandse droge taalkundigen bij en verkondigt U meningen van dito dwarsliggende eigen taalkundigen? Waarom publiceert U die en waarom maakt U daardoor de verwarring nog groter?Ga naar eind7) Er blijkt nog altijd een enorm verschil te bestaan tussen theorie en praktijk. De praktijk zegt dat gijzelaar en gegijzelde alle misverstand opheft.Ga naar eind8) De misstanden, die deze twee woorden in het nieuws hebben gebracht zullen we helaas nog wel lange tijd tegenkomen, zo lang uiterst zwakke figuren als Mr. v. Agt nog iets te vertellen hebben. Misschien niet als U dit schrijven eens in Uw blad publiceert. Ik hoop dat U overstag zult gaan en de logica van mijn redenering inziet.Ga naar eind9) Het is niet alleen mijn mening, maar ook die van vele andere praktisch denkenden. Wellicht raken we dan eindelijk eens van deze onbenullige verwarring af. Verlos ons!
Misschien was mijn stijl wat “hard”, maar daar staat tegenover dat ik een “hard” antwoord prima weet te incasseren.Ga naar eind10) Ik hoop en vertrouw dat U een eerlijk bedoelde en dito geuite misschien wat bruut overkomende mening, zult weten te waarderen. Maar het doet zo moedwillig verkeerd aan als men leest dat de gijzelaars 10 jaar gevangenisstraf hebben gekregen, in de ene krant, en in de andere krant een bericht plus foto van een minister die de gijzelaars eens bezoekt en ze vriendelijke handdrukken enz. geeft. Uw reactie hoop ik in de volgende Onze Taal aan te treffen. Ik hoop U niet te zeer geschokt te hebben.Ga naar eind11) enz.’
Mr. M.C. Godschalk |
|