Onze Taal. Jaargang 45
(1976)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermdCorrigeren en zelf schrijvenHet is, voorzover mijn ervaring strekt, meestal makkelijker om de tekst van anderen te corrigeren dan zelf een tekst te ontwerpen. Dat doet niets af aan de belangrijkheid van de taak van degene die (dikwijls beroepshalve) moet nalezen, uitvlooien en zwakke plekken opsporen en met voorstellen ter verbetering komen. Maar hij is altijd bezig met bestaand, voor hem liggend, ter correctie uitnodigend materiaal. De eerste, de schrijver heeft moeten zweten op de moeilijke stof; misschien is hij bezweken in de strijd tussen inhoud en vorm. Het gaat om het leesbaar maken van een tekst. Dikwijls gaan we daarbij min of meer intuïtief te werk: we denken dat ‘omhaal’, ‘passief’, ‘naamwoordelijke stijl’, ‘lange woorden’ enz. de leesbaarheid schaden. Natuurlijk zijn er tal van gevallen te geven waarbij de schade zo duidelijk blijkt dat discussie erover zonde van de tijd is. Maar zijn we altijd wel zó zeker van onze zaak? Hebben we genoeg ‘harde’ gegevens? In een recent artikel wijst Van HauwermeirenGa naar eind5) op allerlei nog onbekende zaken in het leesbaarheidsonderzoek. Hij noemt als doel van dat onderzoek ‘teksten, wat hun leesbaarheid betreft, aan de leesvaardigheid van de doelgroep aanpassen’. Maar, zo vervolgt hij: ‘vooralsnog is het echter niet duidelijk volgens welke criteria dat aanpassingswerk moet gebeuren.’ Hij gaat bijvoorbeeld in op de woordlengte, ontwikkelt daarover een theorie en komt tot de conclusie: ‘Zo ook kunnen we door een zin te verkorten ongewild zijn systematische structuur complexer maken.’ Hij pleit voor samenwerking, tussen verschillende vakken: ‘Het leesbaarheidsonderzoek is interdisciplinair onderzoek. De psychologie, de linguïstiek en de statistiek komen erbij te pas. Het wil mij voorkomen dat de beoefenaars van het leesbaarheidsonderzoek tot nog toe onvoldoende ingezien hebben dat ze betere resultaten zouden boeken, indien zij de banden met elk van de drie genoemde vakgebieden nauwer toehaalden. De bijeenkomst wordt gehouden op zaterdag 18 september 1976, 11.00-13.00, UTRECHT, Jaarbeursgebouw, Vergadercentrum. De methoden om de leesbaarheid te meten en te voorspellen, worden vooral in het onderwijs en de journalistiek toegepast. Cijferschuwen houden zich liefst ver van tel- en rekenwerk. Zij die de leesbaarheid kwantificeren daarentegen hechten soms te veel waarde aan cijfers en verzuimen daardoor hun uitslagen voldoende te relativeren. Erger is dat sommigen, op de resultaten van het leesbaarheidsonderzoek vooruitlopend, schrijfregels formuleren waarvan niet bewezen is dat toepassing ervan leesbare geschriften oplevert.’ |
|