En daaraan ging weer vooraf de volgende zin uit de troonrede 1968!: “De Regering is voor het instituut van een parlementaire ombudsman; het overleg daarover met U kan een aanvang nemen.” Er zijn toch wel grenzen aan hetgeen verantwoordelijke ministers de Koningin als woordvoerster van de regering plechtig mogen laten meedelen! Onschendbaar is niet hetzelfde als onkwetsbaar. Sinds geruime tijd heeft onze vorstin geen burgers meer die haar onderdanig zijn. Die tijd is voorbij, maar ministers moeten nu niet de indruk wekken een nieuwe onderdanige Dienaar te hebben gevonden.’
Het zal nog wel even duren eer we naar een nieuw soort troonrede kunnen luisteren, die wat anders geeft dan datgene wat in de kilo's stukken van de derde dinsdag in september te vinden is. V. en R. geven de vereisten als volgt weer en eindigen daarmede hun tweede hoofdstuk:
‘De vereisten die er aan gesteld mogen worden, zijn naar onze mening de volgende:
1. | De inhoud moet in grote lijnen de toestand van ons land en het voorgenomen regeringsbeleid schetsen, verduidelijkt met enkele concrete voorbeelden; |
2. | De opbouw moet logisch en helder zijn; |
3. | De lengte niet meer dan vijftien minuten; |
4. | De taal, vanzelfsprekend, om naar te luisteren; |
5. | De luisteraars, dat zijn de burgers van het land, moeten de rede kunnen volgen en begrijpen. |
Als het waar is wat Willem van Oranje beweerde, namelijk dat de Staten-Generaal “die gelegenheijt des lands ende de humeuren van de ingesetenen het best” kennen, dan zullen zij bij de regering moeten bepleiten dat de Koningin in staat wordt gesteld taal te spreken die de ingezetenen begrijpen, zodat ze tenminste dáárdoor niet uit hun humeur raken.’