Onze Taal. Jaargang 45
(1976)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermdHerschrijvenOp bladzijde 55 van dit nummer vindt u de elfde bladzijde van V. en R.'s werk, de eerste bladzijde van het derde hoofdstuk, De Troonrede herschreven. Het boek wordt geopend met een beschouwing van Th. H. Oltheten, hoofddirecteur van het Staatsdrukkerij- en Uitgeverijbedrijf, waarin hij de eigenlijke conclusie van het boek (het gaat immers hier niet in wezen om gekibbel over goed of slecht Nederlands) als volgt samenvat:
‘De troonrede is geen rede om naar te luisteren maar een catalogus van beleidsvoornemens en wetsontwerpen. Eenvoudiger taalgebruik maakt van een register geen rede. Misschien zelfs versterkt het dit merkwaardig karakter. En als dit zo is, mogen wij blij zijn met de poging tot herschrijven, want dat vergroot de kans op grondige herziening van een sinds jaren gevolgde werkwijze. Als de regering op de derde dinsdag van september naast de miljoenennota ook een nota gaat uitbrengen over de hoofdpunten van het politieke beleid, vervalt de noodzaak een catalogus van actiepunten voor te lezen. Dan komt er ruimte voor een troonrede die geen inhoudsopgave is maar een inleiding, een rede die niet opsomt maar spreekt.’
Twee hoofdstukken, Inleiding en Troonrede en regeringsbeleid, geven de auteurs gelegenheid in te gaan op de werkwijze van de troonredemakers, de gang van zaken rondom de redactie van de tekst; tegelijk wordt erin een goed historisch overzicht gegeven en een korte uiteenzetting over de ‘troonrede’ in andere landen. In het vierde hoofdstuk, Beoordeling, staat een interessant verslag van de reacties van de verschillende departementen. Sommige van deze reacties moeten voor de herschrijvers onverwachts geweest zijn, bijvoorbeeld die van de minister-president die bij de door ieder zo heet begeerde vervanging van de lijdende vorm door de bedrijvende heel droog opmerkt dat je nu in de vertaling 33 maal de regering moet noemen als onderwerp: ‘Niet alleen ligt dit lelijk in het gehoor maar het maakt ook een irritante indruk.’ Het geschrift eindigt met een kort vijfde hoofdstuk, Richtlijnen voor duidelijk taalgebruik. De hoofdmoot, ongeveer de helft van het boek, is natuurlijk het derde hoofdstuk. Op elke bladzijde daarvan vindt u drie kolommen: links de oorspronkelijke tekst (elke zin genummerd), in het midden de herschrijving en rechts de toelichting. Aldus zeventien bladzijden lang voor ieder die van taalbeschouwingen houdt beslist geweldig boeiende lectuur.Ga naar voetnoot1) Ik hoop dat het werk van V. en R. op uitgebreide schaal ook in de scholen gebruikt zal worden tijdens de Nederlandse les: het politieke bewustzijn van de leerling kan ermee worden gekweekt, zijn taalgevoeligheid (defensief lezen!) kan worden vergroot. |
|