‘Hij was wel vriendelijk, maar hij bleef toch op een afstand.’
De topper van gisteren heeft niet gebracht wat men ervan verwachtte. Rood-Zwart, dat de hete adem van Blauw-Grijs in de nek voelt, behaalde na haar voorgaande zeges, drie op rij, een nipte overwinning op het weinig gemotiveerde Geel-Wit. Maar het heeft daar lang op moeten wachten. Met nog tien minuten te gaan tilde Charley Pietersen, de absolute uitblinker, de gastheren naar 1-0, na door de vijandelijke verdediging te hebben gesoleerd. En dat was ook het enige hoogtepunt dat de wedstrijd kende.’
Dit is een synthetisch en geconcentreerd voetbalverslag. Het is samengesteld uit enige van de elementen, die de woordenschat van de tegenwoordige sportjournalistiek vormen.
De b die nooit volgt is een ander verhaal. Herkent u deze betoogtrant: ‘Onze bezwaren zijn: a. dat er niet voldoende overleg (met alternatieve klemtoon) is geweest. Bovendien... enz’? De b komt niet meer. Dat ging vroeger toch beter, met ten eerste en ten tweede. ‘Het dorp werd binnengetrokken’, vertelde het radionieuws ons in zijn berichtgeving over de oorlog in Angola. Een interessant geval voor grammatici: kan dat zo maar? Het lijkt op wat de Engelsen met een meewerkend voorwerp kunnen doen; in de lijdende vorm mogen ze dat tot onderwerp maken: ik ben een boek gegeven, hij is verteld dat...; en dat noemen ze dan de ‘indirect passive’. Dat kan in het Nederlands niet (of nóg niet?). In die radiozin zou ‘het dorp’ in de bedrijvende vorm geen meewerkend (of lijdend) voorwerp zijn, maar deel van een bijwoordelijke bepaling. En mag die in de lijdende vorm onderwerp worden? Dr. M.C. van den Toorn, in zijn Nederlandse Grammatica, beperkt zich tot de opmerking, dat zo'n zin voor sommigen niet normaal is. Sommigen zijn minder talrijk dan de meesten. Het woord is aan de deskundigen.
Een briefschrijver beklaagt zich in De Tijd (2-4-'76) over het kwistige gebruik van Engels in radio en televisie. Op een buitenlandse camping (hij had ook kampeerterrein kunnen schrijven) kreeg hij hulp van een Engelsman, toen hij moeite had met het afstemmen op Hilversum. Toen er Engels uit de luidspreker kwam, riep de Engelsman: ‘That's Hilversum: they speak English!’ Een aardige anecdote.
En dan nog iets over de wonderlijke avonturen van sommige adjectieven die zijn samengesteld uit een zelfstandig naamwoord en een bijvoeglijk naamwoord, zoals ijskoud = zo koud als ijs, asgrauw = zo grauw als as. Maar nu keihard = zo hard als een kei, en pijlsnel = zo snel als een pijl. Hard betekent behalve moeilijk samen te drukken ook snel; het zou dus niet onlogisch zijn als ook het woord pijlhard bestond. Maar dat is er niet; daarentegen hoor en lees je wel ‘keihard’ in de zin van zeer snel, hoewel kei geen enkele associatie met snel oproept: hij reed keihard door de bocht en slipte. Gek hoor, maar je hoort ook al ‘bloedernstig’ en ‘beregoed’. Waarschijnlijk past het in de stoere taal.
Mr. M.C. Godschalk