nietszeggend taalgebruik die het kwadraat van nul betekent: het levert zelfs geen waardeerbare bijeffecten, het verrast niet, het zegt niets, het wauwelt alleen, maar is zeker niet vrij van ijdelheid.
In de 6de druk van de Winkler Prins Encyclopaedic (dl. V, blz. 271) wordt ons meegedeeld:
‘Zeer weinig stoffen hebben groter invloed op de beschaving gehad dan het buskruit’. Ogenschijnlijk een indrukwekkende vaststelling. Vooral uit de toevoeging van zeer moet speciale deskundigheid spreken. En dan: ‘de’ beschaving; zij overtreft alles, is noch in de tijd noch in de ruimte beperkt of gespecificeerd: hier hebben we te maken met een volstrekt, machtig concept. De kracht van de hele uitspraak berust echter op een standwerkersgeintje: je ontkent iets wat niemand zou willen beweren. Hier wordt uitgegaan van de volkomen mallotige veronderstelling dat mensen, bijv. ‘geleerden’, wakker liggen van de vraag: Hebben er veel stoffen een nog grotere invloed op de beschaving gehad dan (doorhalen wat niet verlangd wordt:) breiwol, buskruit, papier, zonlicht, zout? Op deze vraag wordt hier dan een antwoord gegeven. Wie het goed had, mag door naar de volgende vraag, bijv.: Is er iets minder waar?
Een even diepzinnige monumentale uitspraak trof ik in het werk Sinfonie der Strasse waar Herman Schreiber schreibt: ‘Die Strasse ist eine der wunderbarsten Schöpfungen des Menschen’. Hierop past slechts de deemoedige erkenning: inderdaad, één van de wonderbaarste. Terug naar het Nederlands.
In het Eindhovens Dagblad (17-6-'72, p. 23) in een ernstig stuk over zwakzinnigen:
‘Haspers tekent daarbij aan, dat je je natuurlijk kunt afvragen of een maatschappij-model, dat werken-voorde-kost als criterium voor zinvol functioneren hanteert, het enig mogelijke en ideale is’.
Misschien kletst Haspers altijd zo uit-zijn-nek, maar het gevaar hierop betrapt te worden, is vakkundig bezworen met de vermelding dat H. dit als kanttekening ergens bij heeft geleverd. Die status van commentator is niet niks ook al houdt zijn commentaar niet meer in dan: het-kan-vriezen, het-kan-dooien, en dat je je dat natuurlijk kunt afvragen.
Interessant is alleen hoe deze zinledige mededeling aan haar vulling is gekomen. Opvallend is het aantal werkwoorden en even opvallend dat niet één een echte werking voorstelt. En op dit punt berust ook de overeenkomst met de beide hiervoor vermelde citaten.
Daar zijn het de lidwoorden: de beschaving, het buskruit, Die Strasse, des Menschen, die in schijn bepalen maar in feite wijzen naar niets. Onbepaaldheid, ja onbepaalbaarheid, vaagheid vult de holte van deze constateringen, licht en loos als schuimplastic, gebakken wind.
J.J.M. Bakker