Planning
Het Nederlandse gebruik van het woord ‘planning’ is aanmerkelijk ouder dan mr. Godschalk meent (O.T. april 1975, p. 19). Ik weet niet van wanneer het dateert, maar herinner me het gebruik wel van vóór 1939. De U.D.C. uitgave 1943 (Alfabetisch register) vermeldt het ook onder U.D.C. nr. 658.51. De Encyclopedie Bedrijfseconomie (deel III, 1971) besteedt 17 kolommen aan het trefwoord ‘planning’.
In al deze gevallen werd (en wordt) planning gebruikt in de betekenissen:
- het systematisch maken van plannen, waarbij onder ‘het plannen’ wordt verstaan: het in de tijd coördineren van toekomstige activiteiten (Encyclopedie Bedrijfseconomie);
- de afdeling in een huishouding die zich met het plannen bezighoudt.
Indien nu mr. Godschalk constateert dat ‘planning’ de laatste tijd - wellicht wat oneigenlijk - ook wordt gebruikt in de betekenis van ‘het uitstippelen van een beleid voor de toekomst’ (O.T. april) gaat het niet aan dat hij het gebruik in de veel oudere betekenis op grond daarvan verwerpt. In de gewraakte zin ‘Alhoewel ... verloopt de bouw van de fabriek volgens planning’ behoort het woord ‘planning’ nu juist wel thuis, veel meer dan in zinnen als ‘de regering wil haar planning op het gebied van de inkomensverdeling binnenkort concretiseren’, waar woorden als ‘beleid’, ‘beleidsprogramma’ of ‘programmeren’ beter op hun plaats zijn.
A.B. Frielink