Wilde bussen
In het artikel over Antilliaans Nederlands (O.T. dec. 1974) gaf ik als voorbeeld van in Nederland ongebruikelijk Nederlands de combinatie ‘wilde bussen’. Enige lezers hebben daarop gereageerd met de mededeling dat in de dertiger jaren ook in Nederland een wildebussenkwestie aan de orde is geweest. De Nederlandse Spoorwegen ondervonden ernstige concurrentie van particuliere vervoersondernemers die op een zelfde traject aanzienlijk lagere tarieven berekenden dan de N.S.
Nu, ik wil onmiddellijk toegeven dat ik dat niet wist: ik ben te laat geboren (1939) om het verschijnsel uit eigen ervaring te kennen. Maar bovendien is mét de wilde bussen ook de term weer verdwenen.
Wie dus het levende Nederlands als uitgangspunt neemt, kan dacht ik rustig zeggen dat ‘wilde bus’ ongebruikelijk Nederlands is. Het gaat er dan niet om dat ‘wilde bus’ geen Nederlands zou kunnen zijn, maar dat men het thans niet tegenkomt, evenmin als laten we zeggen een blauwe cent.
Alleen in het Antilliaans (en ook het Surinaams) Nederlands komt men dan de term wél vaak tegen. Daarom heb ik hem gesignaleerd. Overigens wil ik er dan wel op wijzen dat een Curaçaose bus voor de Nederlander helemaal geen bus is, maar een gewone personenwagen, van het type Amerikaanse slee. Wie als argeloze toerist uitkijkt naar een bus (al dan niet wild), moet dus op iets anders letten dan in Amsterdam of Eindhoven het geval is.
In zoverre is de wilde bus toch wel ongebruikelijk Nederlands. Het woordbeeld is dan op het eerste gezicht gewoon, maar de betekenis is anders. Ook de mispel is geen Nederlandse rotte, en met jasmijn bedoelt men op de Antillen een heel andere bloem dan wij in onze tuin hebben.
A.J. Vervoorn