Maar 1975 is, of wordt, niet alleen het Jaar van de Waarheid. Het is ook het Jaar van de Vrouw. In deze rubriek interesseert dat ons uiteraard alleen ten aanzien van de taal. En we moeten eerlijk zeggen: in dat opzicht is het goed voorbereid. Men is er al lange tijd mee bezig geweest, en het resultaat is belangwekkend. Daar is in de eerste plaats het bezittelijk voornaamwoord bij onzijdige woorden. De grammatica schrijft voor, dat het ‘zijn’ is: Israël wenst een garantie voor zijn grenzen. Maar die grammatica is door mannen gemaakt, en daar zit iets vreemds in: ze geeft regels voor je moedertaal, maar die zijn door vader vastgesteld. Vandaar dat er iets aan gedaan wordt. Wat dat bezittelijk voornaamwoord betreft: journalisten, politici en wie al niet zijn hard bezig de onzijdige woorden een vrouwelijk bezittelijk voornaamwoord te geven: Israël wenst een garantie voor haar grenzen; het kabinet heeft in haar vergadering van heden haar toekomstig beleid besproken; Rotterdam is bezorgd over haar haven.
Ook aan de vrouwelijke beroeps- en andere aanduidingen moest wat gedokterd worden. Het was te gek dat je aan zo'n aanduiding zelf soms niet kon zien of het een man (mannen) of een vrouw (vrouwen) betrof, ook al viel dat uit het verband meestal gemakkelijk op te maken. Het enkelvoud leverde weinig moeilijkheden op; we hadden immers al de organiste, de telefoniste, de kunstenares, de echtgenote enz. Eigenlijk valt daarover alleen op te merken, dat ‘scholiere’ niet in de woordenboeken voorkomt en dat Van Dale ‘atlete’ niet opneemt maar de Woordenlijst wel. Voor liefhebbers van archaïsmen zij nog vermeld, dat ‘scholierster’ nog steeds leeft, zij het in een staat van coma.
De ellende begon pas goed als het meervoud in het spel was. Want waarom zouden vrouwen geen aanspraak op een geheel eigen meervoudsvorm mogen maken? Waarom moeten vrouwelijke atleten het meervoud delen met haar mannelijke collega's, ook al zullen aan de dameskampioenschappen atletiek zelden heren deelnemen? En waarom cliënten van en patiënten in een abortuskliniek, ofschoon je je zelfs in je wildste fantasieën geen mannen in zo'n rol kunt voorstellen? Kort en goed, het werd ‘atletes’, ‘cliëntes’, ‘patiëntes’, ‘echtgenotes’ enz. Werkelijk iets nieuws, want volgens onze taalgidsen bestaan die woorden niet. Je zou haast zeggen: nou, vooruit dan maar, tot en met 31 december 1975, want dan loopt het Jaar van de Vrouw af.
Maar, om het geloofwaardig te houden, niet overdrijven. Een eigenares is vrouwelijk genoeg, een eigenaresse (vertel het niet verder, maar dat woord is natuurlijk gevormd naar analogie van secretaresse) is dubbel vrouwelijk, en ‘eigenaresses’ legt er voor de derde maal de nadruk op. En ook niet het doel voorbij schieten. Met ‘de vrouwen van de Ajax-spelers vergezelden haar echtgenotes’ bereik je niets. Zelfs de fanatiekste strijder/strijdster voor gelijke grammaticale rechten ziet daar niets in. Dat moeten publicisten en sprekers, die deze nouveautés invoeren, wel voor ogen houden.
En nu we erover denken: publicisten en sprekers zijn nog steeds in belangrijke meerderheid mannen...
Om de verwarring rondom de kwestie ‘kijk ik es, kijk mij es, hij is groter dan mij’ nog wat te vergroten, laten we hier de verklaring volgen, waarin volgens een landelijk ochtendblad door de helft van een vrouwelijke, voor het ballet studerende, tweeling uiting werd gegeven aan haar verbondenheid met de andere helft: ‘Zij is ik en ik ben haar’.
Een omroepblad, de film ‘Het wonderlijke leven van Willem Parel’ besprekend, constateert: ‘Woorden als “niet op reageren, Lena” groeiden uit tot gevleugelde uitdrukkingen in Algemeen Beschaafd Nederlands.’ - Zo zien we, dat je van mening kunt verschillen over wat Algemeen Beschaafd is. Wijlen Wim Sonneveld dacht er wellicht anders over dan het omroepblad.
Het wetsontwerp wat nu is ingediend... het rapport wat we bezig zijn op te stellen... Al heel erg spreektaal, maar tegenwoordig hier en daar al geschreven ook. Mensen die beter moesten weten zijn bezig ‘wat’ tot het betrekkelijk voornaamwoord bij onzijdige zelfstandige naamwoorden te verheffen. Over een aantal jaren spreken we niet meer over ditjes en datjes, maar over witjes en watjes.
Onlangs een TV-presentatrice gehoord, die sprak over ‘draomao’ en ‘elektriek’. Voor de afwisseling wel interessant.
De wekelijkse bijlage van een dagblad vertelt ons van een feest in kunstenaarskringen. ‘En voor een goed feest behoeft er eigenlijk geen reden te zijn, maar in dit geval had de gastheer tal van vrienden, maagden en relaties uitgenodigd.’
Laat 'm maar schuiven, die gastheer. Maar welke garantie had hij?
Mr. M.C. Godschalk