Het suffix -i en het Britse Imperium
-i in Adeni, Bihari, Bahraini, Gujerati, Hindustani, Irani, Iraqi, Israeli, Kashmiri, Kuwaiti, Pakistani, Punjabi, Qatari, Yemeni, Zanzibari is een niet-Engels (en een niet-Nederlands) achtervoegsel waarmee namen van inwoners, bijv. naamwoorden en soms ook namen van talen kunnen worden gevormd. Daarop hebben J.A. Redeker, D.P. Blok, W.B. Rombouts en H. Beem in vroegere bijdragen reeds gewezen, al vermeldden zij niet alle bovenstaande woorden.
Het komt me voor dat deze schrijvers niet van het artikel van H. Marchand: Political History and the Rise of the Suffix/i/in English (in: Die Neueren Sprachen LXVIII (1969), nr 7, p. 353-358) op de hoogte zijn. Daarin gaat Marchand, met de kennis van zaken die we van hem gewend zijn, na hoe, van waar en wanneer afleidingen met het achtervoegsel -i in het Engels zijn gekomen.
Hij stelt ondermeer vast dat -i wordt gebruikt bij een aantal landnamen die door twee historische gebeurtenissen in de belangstelling zijn gekomen: nl. door de versnippering van het Ottomaanse Rijk voor en na W.O. I en door de dekolonisatie na W.O. II. De balkanisering van het Ottomaanse Rijk kwam vooral Frankrijk en Groot-Brittannië ten goede, zij het slechts voor enkele decennia. Immers, na W.O. II verloren ze weer alle tevoren verworven mandaatgebieden in het dekolonisatieproces. Het spreekt vanzelf dat tijdens deze periode het wel en wee van de overzeese gebiedsdelen in de Britse kranten nauwgezet werd gevolgd. Vandaar dat in het Engels aanduidingen voor de inwoners van die gebieden en voor wat op die gebieden betrekking had, nodig waren. Zoals bij plaatsnamen nogal gebruikelijk is, werd de woordvorm die in de desbetreffende talen zelf werd gebruikt, overgenomen. Dat ging blijkbaar niet al te moeilijk: de oudste i-afleidingen dateren reeds uit de vorige eeuw. Marchand vermeldt Punjabi (1812), Bengali (ca. 1860) en Kashmiri (1880). De andere zijn recenter, deels omdat de landen in kwestie pas later van het Britse Rijk deel zijn gaan uitmaken, deels omdat de landnamen zelf van jongere datum zijn.
Het suffix -i wordt in het Arabisch en het Hebreeuws (Semitische taalgroep) en in het Perzisch en het Urdu (Indo-Europese taalgroep) gebruikt om herkomst en toebehoren aan te duiden. Op het eerste gezicht kan het verwondering wekken dat verschillende talen die bovendien tot een verschillende taalgroep behoren op dezelfde manier hetzelfde verband uitdrukken. De relatie tussen Perzisch en Urdu enerzijds en tussen de taalgroepen anderzijds wordt echter duidelijker als men weet dat het Urdu veel aan het Perzisch heeft ontleend en dat zowel het Urdu als het Perzisch met (een variant van) het Arabisch alfabet worden geschreven.
Hoewel de boven vermelde afleidingen op basis van het Hebreeuws (Israeli), het Arabisch (Adeni, Bahraini, Iraqi, Kuwaiti, Yemeni, Zanzibari), het Perzisch en het Urdu (Bengali, Bihari, Gujerati, Hindustani, Irani, Kashmiri, Pakistani, Punjabi) zijn gevormd, zijn ze toch in het Engels analyseerbaar volgens Marchand. Hij wijst er wel op dat de produktiviteit van dergelijke afleidingen in het Engels beperkt is - hun aantal kan enkel door ontlening aan vermelde talen en door analogie toenemen -; hun frequentie hangt daarentegen van gebeurtenissen af als daar zijn: natuurrampen, oorlogen, politieke machtsverschuivingen en andere deplorabele toestanden.
In het Nederlands zijn de i-afleidingen doorgedrongen via het Engels. Er zijn er uiteraard minder dan in het Engels omdat wij veel minder contact met en interesse voor de dependentiën van het Britse Imperium hadden dan de Britten. Er werd hier dan ook veel minder over die gebieden geschreven en gesproken. Bij ons zijn ze pas in de belangstelling gekomen door het aanslepend Israëlisch-Arabisch conflict, door de onafhankelijkheidsstrijd van Bangladesh en onlangs door de oliecrisis en haar nasleep. Het blijkt dat er dan vaak (meestal?) i-af-