De uitgang -I
‘Bezien wij het rijtje Bengali, Israëli, Pakistani, Qatari, Saoedi, Somali en Zwazi dan moet het meteen duidelijk zijn dat het suffix -i in de betekenis van “onderdaan” niet ontleend kan zijn aan de talen welke in die landen worden gesproken.’ Aldus de heer J.A. Redeker in een artikel ‘Bengali en Israëli’ in O.T. van maart 1974.
Het is mij niet mogelijk dit voor alle genoemde voorbeelden te bewijzen, maar voor Israël waar Iwriet (modern Hebreeuws) gesproken wordt en voor Pakistan en enkele andere landen waar men Arabies spreekt, geldt deze uitspraak m.i. niet.
Ik geef eerst enkele voorbeelden voor het Iwriet, ontleend aan E. Ben-Yehuda en D. Weinstein: Pocket English-Hebrew and Hebrew-English Dictionary:
Dutchman = Holandi
German = Germani, Asjkenazi
Swede = Sjwedi
(eigen transkriptie van het Hebreeuwse schrift).
Voor het Arabies slechts één voorbeeld, gevonden in J.B. Belot: Vocabulaire Arabe-Français:
Faransiy = Français.
Hoe het met Bengali, Somali en Zwazi staat, weet ik niet, maar dit kunnen analogie-vormen zijn. Uit het bijbels Hebreeuws noem ik nog de bekende Krethi en Plethi, volgens A. Huizinga's Bijbels Woordenboek: ‘De lijfwacht van de koningen David en Salomo. De eerste is waarschijnlijk een Filistijnse volksstam, de tweede is vermoedelijk een verbastering van Philisti, de hebreeuwse van Filistijnen.’
W.B. Rombouts
In ‘Onze Taal’ van maart j.l. vestigt de heer J.A. Redeker er de aandacht op dat de Nederlandse taal de uitgang -i er bij gekregen heeft voor de vorming van aardrijkskundige namen.
De uitgang -i in het woord Israëli is met zekerheid ontleend aan de taal die in Israël wordt gesproken n.l. het Hebreeuws. Het suffix -i werd en wordt in het Hebreeuws gebruikt om gentilicia en patronymica te vormen. Op deze wijze vormt men o.a. van de namen van landen de aanduiding van de nationaliteit, die tevens dient ter aanduiding van de persoon die deze nationaliteit bezit. Enkele voorbeelden uit het klassieke Hebreeuws: Kanaän-Kanaäni; Moab-Moabi; Arab-Ar(a)bi enz. Het Nederlands heeft hier het suffix iet-ieten. Moderne voorbeelden: Holland-Hollandi = Nederlands-Nederlander; Amerika- Amerikai = Amerikaans-Amerikaan. Wat nu Israëli betreft (Hebr. Jisraëli) dat is in Nederland pas in omloop gekomen na de stichting van de staat Israël. Voordien kende men alleen de term Israëliet(en). Van Dale en Koenen-Endepols maken er thans verschil tussen. Als meervoud geldt in het Nederlands Israëli's. Tot dezelfde categorie behoort Sefardi van Sefarad (= Spanje). Het heeft in Van Dale plaats gevonden als Sefardim, Sefarden, het eerste met de Hebreeuwse meervoudsvorm op -im.
Wat de andere nationaliteiten betreft, houd ik mij liever bij mijn leest. Wel trof het mij dat de 6e druk van Van Dale naast Bengalees ook Bengali vermeldt, maar dan in de betekenis: ‘eene soort prachtvinken in Oost-Indië’. Meyers Konversations Lexicon meldt in zijn 4e druk (1885). s.v. Dieser Volksstamm heißt von seinem Wohnplatz Bengali. Blijkbaar is het woord toch al langer in de roulatie.
H. Beem