Generatieverschijnselen II
In zijn artikeltje ‘Generatieverschijnselen?’ in O.T. nr. 11/12 vraagt de heer van der Weijden zich af of het onjuiste gebruik van het persoonlijk voornaamwoord ‘mij’ in de vergelijkende en vergrotende trap iets typerends is voor de jonge generatie.
Ik ben geneigd daarop ja te zeggen, want ik heb dit gebruik ook opgemerkt bij mijn zoons en hun vrienden. En dit zowel in Noord-Holland waar we eerst woonden, als in onze huidige woonplaats Leiden.
Ook zij zeggen, wanneer hun schoolresultaten ter sprake komen: ‘de meeste jongens hebben lagere cijfers als mij’. En als mijn vrouw en ik dan in koor roepen: ‘lagere cijfers dan ik heb’, dan antwoorden ze: ‘nou, in nederlands zijn ze nóg slechter dan mij’. Het blijft een gevecht tegen de blijkbaar in geheel Nederland aanwezige bierkaai. Wijd verbreid dus?
Hoe wijd bleek me enige maanden geleden toen ik logeerde bij vrienden in Denemarken. Daar hoorde ik de zoon zeggen: ‘han er aeldre end mig’, waarop de vader prompt reageerde met: ‘aeldre end jeg er’. (‘hij is ouder dan mij’ en ‘ouder dan ik ben’).
In het onderschrift bij de heer van der Weijden's artikeltje oppert de redactie de mogelijkheid dat het gebruik van ‘dan mij’ bevorderd wordt door de veel voorkomende voorzetselverbindingen als ‘met mij’, ‘zonder mij’, ‘bij mij’ enz. Deze voorzetselverbindingen komen in het deens natuurlijk ook veelvuldig voor. Toch blijft het frappant dat een dergelijke afwijking gelijktijdig in twee landen, die elkaars taal toch nauwelijks zullen beinvloeden, in het taalgebruik van de jonge generatie optreedt.
Tot slot, evenals de kinderen van de heer van der Weijden zeggen mijn zoons: ‘Al komt hij morgen’ als ze ‘Als hij morgen komt’ bedoelen.
G.J. Hilgevoord, Leiden