Deelwoord en bijvoeglijk naamwoord
Reeds op de schoolbanken hebben we geleerd dat, wanneer in een bijzin een samengestelde tijd - hulpwerkwoord plus deelwoord - voorkomt, in onze taal het hulpwerkwoord zowel vóór als achter het deelwoord kan worden geplaatst. Het Nederlands wijkt in dit opzicht af van het Duits, waarin het hulpwerkwoord steeds op de laatste plaats komt. B.v. De man, die met zijn bromfiets gevallen was (of: was gevallen), werd door de ambulance naar het ziekenhuis vervoerd.
Deze regel gaat echter alleen op, wanneer inderdaad een echt deelwoord in de zin voorkomt en er dus sprake is van een samengestelde tijd, een werkwoordelijke vorm. Nu zijn er in onze taal verscheidene bijvoeglijke naamwoorden, die in vorm overeenkomen met een voltooid deelwoord en zowel als bijvoeglijk naamwoord als als deelwoord in een zin kunnen voorkomen. Neem b.v. het woord ‘bekend’. Wanneer we in de krant lezen, dat de arrestant zijn misdaad bekend heeft (of: heeft bekend), zijn beide constructies volkomen normaal.
Er is echter een ander woord ‘bekend’, dat weliswaar op bovenbedoeld deelwoord lijkt, maar in werkelijkheid een gewoon bijvoeglijk naamwoord is: die man staat bekend als een echte kindervriend. Als we van dit zinnetje een bijzin vormen, komt deze te luiden: wij weten, dat die man als een echte kindervriend bekend staat. In dit geval kan het hulpwerkwoord uitsluitend op de tweede plaats komen, achter het hulpwerkwoord.
Vooral de laatste tijd kunnen we echter herhaaldelijk van radio en televisie horen, dat - om maar bij ons voorbeeld te blijven - die man als een echte kindervriend staat (is) bekend. Deze fout wordt tegenwoordig herhaaldelijk gemaakt bij bijvoeglijke naamwoorden, die met een voorvoegsel (be-, ge-, ver-) beginnen, en dus uiterlijk iets weg hebben van een voltooid deelwoord. Dezer dagen nog konden we horen, ‘dat de dader bij de politie is bekend’. Een andere kwestie is, of de man zijn misdaad bekend heeft of heeft bekend.
A.G.J. Kuipers, Voorburg