Afleidingsmanoeuvres
Afleidingen worden gevormd door een prefix vóór en/of een suffix achter een woord te zetten. Pre- en suffixen komen alleen als woorddelen voor, behalve natuurlijk in zinnetjes als Ge is een prefix (voorvoegsel).
Evenals bij de samenstelling volgt men bij het maken van afleidingen een bepaald patroon en valt er te spelen door van dat patroon af te wijken.
Heel wat achtervoegsels van vreemde herkomst, vooral uit het Grieks en Latijn worden geplaatst achter woorden, eveneens van Grieks-Latijnse herkomt. De duizenden zo ontstane woorden voorzien in de behoefte die de moderne techniese maatschappij kenmerkt: telefoon, ultrasonies, hypernerveus - het kost weinig moeite honderden andere voorbeelden te bedenken.
Gaat men dergelijke achtervoegsels nu speels achter goed-vaderlandse woorden zetten, dan ontstaat veelal een wat komies effect.
-loog wordt meestal achter Gr.-Lat. woorden geplaatst om een beoefenaar aan te duiden van het beroep door dat woord aangegeven: filoloog, socioloog, theoloog. Speels: kremlinoloog, zelfs: deskundoloog.
-arium. Voorbeelden planetarium, aquarium, terrarium. Speels: klabakkarium (politiebureau).
-droom. Voorbeelden: hippodroom, velodroom, autodroom. Speels: pisodroom (urinoir).
-itis. Voorbeelden: bronchitis, meningitis, appendicitis. Speels: spionitis (overdreven angst voor spionnen), aanstelleritis. Ik ben zelfs eenmaal ijscoitis tegengekomen.
-theek. Voorbeelden: bibliotheek, discotheek. Ten onrechte is men gaan denken dat het achtervoegsel -otheek is Toen was de baan vrij voor nieuwe afleidingen die minder van speelsheid getuigen dan van behoefte aan woorden die een of ander bewaarcentrum noemen. Brood'otheek (een doodgewone bakkerswinkel), moppotheek (een verzameling op schrift gestelde moppen, anecdotes), artotheek (uitleenbureau voor kunstwerken), dierotheek (een instelling waar lagere scholen kleine dieren voor een poosje kunnen lenen om ze aan de kinderen te laten zien).
-foon. Voorbeelden: telefoon, microfoon. Vroeger al: Pathefoon, nu ook babyfoon.
-ica, -ia. Voorbeelden: practica, theoretica. Speels: sovjetica, kletsica, prullaria.
-orama. Voorbeelden: panorama, diorama. Speels: kadorama, fotorama, restorama (restaurant van V&D).
-iade. Voorbeeld: Olympiade. Nu Floriade, liliade, rekreade, vakantiade.
Met achtervoegsels van Franse oorsprong gebeurt iets dergelijks.
-ette. Voorbeeld: maisonette. Vervolgens - ook in het Frans, naar ik meen: kitchinette. Toen bij ons: wasserette, zelfs restorette. V&D, de uitvindster van de naam, heeft de bedenker van restorest, een veel aardiger naam, een proces aangedaan. En dat nog wel terwijl V&D bij het nageslacht al roem zou verwerven door de schepping van restorama. Neen, dan heb ik meer eerbied voor de speelsheid van de fabrikant van bustehouders die zijn fabrikaat past-u-nette noemde.
-(t)iek. Niet bedoeld is hier het achtervoegsel van Franse herkomst, waarmee woorden als Rembrandtiek, feeëriek, fanatiek gevormd zijn. We moeten naar het Franse boutique, dat enige tijd geleden plots vernederlandst werd tot boetiek(je) met de speciale betekenis van klein, leuk winkeltje waar je bijzondere dingen kan kopen. Het woord is zo ingeslagen dat de woorden op -tiek als boetiekjes uit de grond rijzen.
Een slager in Bennekom noemt zijn (prachtige) zaak vleesboetiek, maar dat is nog pas het begin. De rubriek ‘boekbesprekingen’, indien ‘Tussen de rails’ aanwezig, heet boektiek; in Arnhem is een shoetiek, een ‘hippe’ schoenwinkel, en ik zag een advertentie van een broektiek.
-aria. Voorbeeld: cafetaria. Nu ook ijstaria, zelfs erostaria.
Soms gebeurt het dat men - in speelsheid? - een deel van een woord voor een achtervoegsel aanziet. Dat blijkt dan hieruit dat men met dat vermeende achtervoegsel nieuwe woorden gaat maken. Na de hamburger, gehakte biefstuk met uien naar ik me heb laten vertellen, kwam de biefburger, toen de kaasburger en een vooruitstrevende slager creëerde toen de poestaburger',.
D. de Vries, Wageningen